mohan4_STEFANI REYNOLDSAFP via Getty Images_imf STEFANI REYNOLDS/AFP via Getty Images

Het IMF moet het voortouw nemen op klimaatgebied

NEW DELHI – De opkomende markten en ontwikkelingseconomieën (EMDE’s) voelen de financiële druk. Tweederde van de lage-inkomenslanden verkeert al in schuldennood of loopt een hoog risico daarop, de oorlog in Oekraïne versterkt de financiële schokken met hoge voedsel- en energieprijzen, en door de stijgende kapitaalkosten hebben overheden weinig of geen begrotingsruimte meer.

Tegelijkertijd dragen diverse EMDE’s de lasten van een dreigende klimaatcrisis waaraan ze weinig hebben bijgedragen. De rampzalige overstromingen in Pakistan vorig jaar veroorzaakten schade en economische verliezen van in totaal ruim dertig miljard dollar, terwijl de wederopbouw naar schatting nog eens zestien miljard dollar zal kosten. In het Caribisch gebied veroorzaken tropische cyclonen regelmatig schade en verliezen die gelijk staan aan ongeveer honderd procent van het bbp, en de opwarming van de aarde impliceert dat de intensiteit en frequentie van extreem weer nog zal toenemen. En toch zijn de EMDE’s, als gevolg van hun beperkte begrotingsruimte en slechte toegang tot de internationale markten, niet in staat om te investeren in klimaatbestendigheid zoals dat nodig is.

Als een belangrijk multilateraal orgaan dat belast is met het bevorderen van wereldwijde macro-economische en financiële stabiliteit, staat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voor een nu-of-nooit-moment om te helpen bij het faciliteren van een rechtvaardige transitie naar een koolstofarme, klimaatbestendige economie.

Sinds het IMF de ingrijpende macro-economische implicaties van de stijgende mondiale temperaturen onderkent, heeft het een klimaatveranderingsstrategie geïntroduceerd, waarin het zijn plannen uiteenzet om dit onderwerp in zijn werk te integreren, met name in zijn macro-economische toezicht- en kredietprogramma’s. Na de historische toewijzing van 650 miljard dollar aan speciale trekkingsrechten (SDR’s, de reservemunt van het IMF) in 2021, heeft het Fonds de Veerkracht- en Duurzaamheidsfaciliteit (RSF) opgericht om klimaatmaatregelen in ontwikkelingslanden te ondersteunen.

In het meest recente rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties wordt alarm geslagen over de snel toenemende gevaren van de opwarming van de aarde en de beperkte tijd die overblijft om aanpassingen door te voeren. Tegen deze achtergrond wordt in een nieuw rapportvan de Task Force on Climate, Development, and the IMF, waarvan wij lid zijn, beoordeeld hoe de klimaatmaatregelen van het fonds zich verhouden tot de huidige behoeften.

Wij ontdekten dat het IMF weliswaar welkome stappen heeft gezet in de richting van het integreren van klimaatoverwegingen in zijn activiteiten, maar dat er op vier belangrijke gebieden nog belangrijke hiaten zijn: het modelleren van klimaatrisico’s in zijn schuld-duurzaamheidsanalyse (DSA); het afstemmen van beleidsadvies op de nationale context; het verbeteren van zijn kredietverleningsinstrumentarium om macrokritische onevenwichtigheden en natuurrampen als gevolg van de klimaatverandering aan te pakken; en, samen met andere instellingen, het faciliteren van de grootschalige investeringen die nodig zijn om landen te helpen over te stappen op een koolstofarm pad.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Het IMF geeft de voorkeur aan een beleidsrecept om een prijs op koolstofemissies te zetten die hoog genoeg is om vervuilers aan te moedigen minder uit te stoten. Het IMF heeft in zijn werkdocumenten een wereldwijd gecoördineerde en gedifferentieerde bodemprijs voorgesteld om de beleidsambitie te vergroten en een ordelijke transitie te bevorderen. Maar hoewel het instellen van een koolstofprijs in theorie over het algemeen als optimaal wordt beschouwd, brengen de uitvoering en de gevolgen ervan veel uitdagingen met zich mee.

De invoering van koolstofbeprijzing over de hele wereld is nog steeds ongelijk verdeeld en slecht gecoördineerd met nationaal energiebeleid, zoals het verhogen van de subsidies voor fossiele brandstoffen. Bovendien introduceren verschillende regeringen een breed scala aan instrumenten om klimaatbeleid te implementeren dat beter aansluit bij hun unieke omstandigheden. Om gevoelig te zijn voor nationale behoeften moet het IMF afstappen van een one-size-fits-all beleid en een effectieve methode ontwikkelen om de gevolgen te beoordelen van expliciete en impliciete koolstofprijzen, die binnen en tussen landen aanzienlijk kunnen verschillen.

Koolstofbeprijzing wordt ook omarmd als instrument om klimaatinvesteringen te financieren. Maar het is onwaarschijnlijk dat deze inkomsten die uit fossiele brandstoffen zullen kunnen vervangen. Dit geldt evenzeer voor koolwaterstofproducenten, zoals die in Latijns Amerika en het Caribisch gebied, die voor hun overheidsfinanciering sterk afhankelijk zijn van de export van fossiele brandstoffen, als voor koolwaterstofimporteurs die aanzienlijke belastingen heffen op het gebruik van fossiele brandstoffen.

Naast het uitbreiden van zijn toezichtsactiviteiten en economische modellen om de realiteit van uiteenlopende nationale omstandigheden te weerspiegelen, moet het IMF toekomstgerichte maatregelen aanmoedigen, zoals een grote investeringsimpuls (zij het op een begrotingstechnisch voorzichtige manier). Hiervoor zou het Fonds zijn DSA-raamwerk moeten aanpassen om een bredere kijk te verkrijgen op de financieringsbehoeften van een land.

Om te voldoen aan de 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling van de VN en aan hun verplichtingen in het kader van het verdrag van Parijs, zullen de EMDE’s aanzienlijke middelen moeten mobiliseren, die door sommigen worden geschat op maar liefst 2,4 biljoen dollar per jaar – ruim twee procent van het huidige mondiale bbp. Bovendien heeft onderzoek van het IMF aangetoond dat investeringen in klimaatvriendelijke sectoren een krachtigere groeimultiplicator kunnen zijn dan investeringen in koolstofintensieve sectoren. En investeren in klimaatbestendigheid helpt niet alleen om dure toekomstige schade te voorkomen, maar ook om het huidige soevereine risico te verminderen.

Maar het DSA-raamwerk van het IMF houdt onvoldoende rekening met de fysieke klimaatrisico’s van landen en hun fiscale behoeften voor de financiering van een groene transitie. Hoewel het fonds bescheiden stappen heeft gezet om klimaatschokken te integreren in zijn DSA-raamwerk, schiet het nog steeds tekort in het koppelen van programmaonderhandelingen aan klimaatbeleid. Zolang dit niet verandert, zullen landen onvoldoende begrotingsruimte hebben om de groene transitie te financieren. Klimaatinvesteringen kunnen immers niet worden uitgesteld tot een land financieel gezonder is.

Wat betreft de kredietverleningsinstrumenten heeft het IMF de kredietlimieten van landen licht verhoogd. Maar over het algemeen legt het fonds nog steeds de nadruk op fiscale stabiliteit op de korte termijn, ten koste van de mobilisatie van middelen op de langere termijn die nodig is om landen te beschermen tegen toekomstige klimaatschokken.

Ook de regels om toegang te verkrijgen tot het RSF zijn te restrictief. In de huidige situatie moet een land een IMF-programma hebben om toegang te krijgen tot RSF-fondsen. Dit sluit klimaatgevoelige economieën uit die nog steeds veerkracht moeten opbouwen, zelfs als ze niet actief in nood verkeren. De recente aardbevingsramp in Turkije, hoewel niet klimaatgerelateerd, is hier een goed voorbeeld van. Maar zelfs met een breder lidmaatschap blijft de RSF te klein om aan de huidige behoeften te voldoen en moet deze enorm worden uitgebreid (samen met andere kredietfaciliteiten).

Het IMF heeft in korte tijd grote stappen gezet op het gebied van de klimaatverandering. Maar zoals het IPCC-rapport concludeert: ‘De kansen om een leefbare en duurzame toekomst voor iedereen veilig te stellen nemen snel af.’ Om zijn impact te maximaliseren moet het fonds rekening houden met de nationale context, zijn macrofinanciële modellen aanpassen, meer aandacht besteden aan de aanzienlijke investeringsimpuls die nodig is voor een koolstofarme transitie, en de omvang en reikwijdte van zijn kredietinstrumenten vergroten. Niets van dit alles zal makkelijk zijn, maar voor een financieel stabiele en klimaatbestendige toekomst is niets minder nodig.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/aE8FDqmnl