jecohen3_Eva Marie UzcateguiGetty Images_childhunger Eva Marie Uzcategui/Getty Images

De groei van kinderen financieren

NEW YORK – In 2020 heeft chronische ondervoeding de groei van bijna een kwart van alle kinderen in de wereld onder de vijf jaar belemmerd. Te klein zijn voor je leeftijd, als gevolg van chronische ondervoeding, kan onomkeerbare fysieke en cognitieve schade veroorzaken, en verhoogt het risico om te sterven aan veelvoorkomende infecties.

Het leven van deze kinderen verbeteren is geen kwestie van voedselvoorziening. De huidige mondiale graanproductie, ongeveer 2,8 miljard ton, levert genoeg calorieën om elf tot veertien miljard mensen te voeden – meer dan wat de mensheid op dit moment nodig heeft. Maar minder dan de helft van het graan in de wereld wordt gegeten door mensen, de rest wordt gevoerd aan dieren of verbrand als brandstof. Bijna elke liter benzine in de Verenigde Staten bevat bijvoorbeeld tien procent maïsethanol.

De chronisch hongerigen zijn te arm om de graanprijzen op de wereldmarkt te beïnvloeden en blijven economisch onzichtbaar. Om de verwoestende en langdurige gevolgen van slechte voeding en een slechte gezondheid af te wenden, stellen we een innovatief financieringsmechanisme voor dat impactbeleggers zal aantrekken en zal zorgen voor voldoende voedsel voor deze ondervoede kinderen.

In 2019 ontdekten twee economen van de Wereldbank, Emanuela Galasso en wijlen Adam Wagstaff, dat ondervoeding bij kinderen de economische productiviteit van volwassenen vermindert, waarbij het inkomensverlies per hoofd van de bevolking in ontwikkelingslanden wordt geschat op vijf tot zeven procent. En dat cijfer houdt geen rekening met de miljoenen kinderen met een groeiachterstand die jong sterven.

Galasso en Wagstaff voerden ook een kosten-batenanalyse uit van de toepassing van tien beproefde voedingsinterventies gedurende tien jaar in 34 landen die samen negentig procent van alle kinderen ter wereld met een groeiachterstand tellen. Volgens hun schattingen zouden de baten ten minste vijf keer hoger zijn dan de kosten en zou het jaarlijkse rendement twaalf procent zijn.

Dergelijke hoge opbrengsten zouden beleggers ertoe kunnen aanzetten om obligaties met een ontwikkelingsimpact te kopen die gericht zijn op het beëindigen van de ondervoeding van kinderen in lage-inkomenslanden. Het idee achter dit soort financiële instrumenten, waarbij beleggers financiering verschaffen voor ontwikkelingsprogramma’s en alleen rendement ontvangen als overeengekomen resultaten worden behaald, is ‘het genereren van een positieve, meetbare sociale en ecologische impact, naast een financieel rendement.’

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

De Pandemic Emergency Financing Facility (PEF) van de Wereldbank beproefde een vergelijkbaar mechanisme, zij het om noodfinanciering te bieden aan de armste landen in het geval van een pandemie. Beleggers kochten in 2017 verzekerde obligaties en de opbrengsten moesten worden uitgekeerd aan ontwikkelingslanden om uitbraken van infectieziekten in te dammen. De Bank sloot het PEF in april 2021, na kritiek dat het mechanisme te genereus was voor beleggers, en tegelijkertijd te streng en te traag was op het gebied van de uitbetalingen aan regeringen. Desondanks concludeerde een onafhankelijke beoordeling van de London School of Economics dat een ‘goed hervormd’ PEF ‘veel potentieel’ heeft om pandemieën in te dammen met vroegtijdige en effectieve reacties.

Hoewel de goede kosten-batenverhouding van geteste voedingsinterventies een overtuigende reden is voor obligaties met een ontwikkelingsimpact, zou een model van particuliere financiering of een publiek-privaat partnerschap de fouten van het PEF kunnen vermijden en corruptie bij overheden en individuen, omslachtige bureaucratieën en politieke instabiliteit kunnen overwinnen.

De rendementen op beleggingen in voedingsinterventieobligaties zouden kunnen worden gekoppeld aan de verwachte economische voordelen van de programma’s. Effectieve voedingsinterventies zouden immers de productiviteit moeten verhogen en de belastinggrondslag in het deelnemende land moeten doen toenemen. Regeringen zouden bijvoorbeeld een contract kunnen sluiten met de emittenten van obligaties voor het opzetten en uitvoeren van programma’s tegen ondervoeding, en vervolgens de betalingen aan deze emittenten voor hun voedingsinterventies geleidelijk kunnen verhogen naarmate de verwachte economische voordelen werkelijkheid worden.

Van de vele mogelijke modellen voor ‘kindergroei’-obligaties zouden de meeste gezamenlijk moeten worden uitgegeven door een moederentiteit in de ontwikkelde wereld en haar dochteronderneming in het lokale land. Samen ontwerpen ze het programma, in overleg met de deelnemende regering en erkende deskundigen op het gebied van kindervoeding, veldinterventies en gegevensevaluatie.

Na ontvangst van de geïnvesteerde fondsen kanaliseert de moederonderneming deze belastingvrij naar de dochteronderneming om de voedingsinterventies samen met de overheid uit te voeren. Dit kan betekenen dat voedsel wordt gekocht van lokale producenten of markten en wordt geleverd aan arme zwangere vrouwen en ondervoede kinderen. Voedselvoorziening, althans gedeeltelijk, via gecontroleerde kinderopvangprogramma’s buitenshuis zou de verduistering van middelen kunnen tegengaan.

Volgens het contract met de moedermaatschappij en de dochtermaatschappij (waarvan de voorwaarden openbaar zouden zijn) zou de overheid in harde valuta betalen. Een ‘sinking fund’ zou de rentebetalingen dekken totdat de overheid resultaten begint te zien. De overheid zou ook het recht hebben om op elk moment de controle over het programma over te nemen in ruil voor vervroegde terugbetaling van de obligaties.

Het eenvoudigste model biedt vaste aflossingen en rentebetalingen, ondersteund door vaste contractuele betalingen. Maar beleggers met een grotere risicobereidheid kunnen er de voorkeur aan geven dat overheden beter dan verwachte verbeteringen op het gebied van de kindervoeding en gerelateerde belastinginkomsten belonen met grotere contractuele betalingen, waardoor grotere betalingen aan de obligatiehouders plaatsvinden. Minder dan verwachte verbeteringen zouden natuurlijk leiden tot kleinere betalingen.

Het zal belangrijk zijn om de betalingsrechten vroeg en goed te ontwerpen. Aangezien de opkomende markten een lange geschiedenis van schuldencrises hebben en overheden de neiging hebben om ontwikkelingsfinancieringsinstellingen (DFI’s) als eerste terug te betalen, zullen beleggers willen dat deze obligaties dezelfde betalingsrechten hebben als de overheidsschulden aan DFI’s. Ze kunnen er ook op staan dat het contract wordt gekoppeld aan een verplichting van de overheid aan een DFI, een garantie van een DFI voor de obligaties of een overeenkomst van een DFI om de obligaties van de obligatiehouders te kopen als de betaling niet plaatsvindt.

Voedingsinterventie-obligaties zijn een innovatief financieringsinstrument dat belooft voedsel op tafel te brengen, ondervoeding bij kinderen te voorkomen en een hoog rendement op te leveren voor beleggers. Als ze goed gestructureerd zijn, kunnen ze een krachtige katalysator zijn voor economische groei en het verbeteren van het welzijn van de meest kwetsbare mensen ter wereld.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/BIl3JyTnl