WASHINGTON, DC/CAIRO – Toen het Groene Klimaat Fonds (GCF) iets meer dan tien jaar geleden werd opgericht, werd het beschouwd als een potentieel nuttig instrument om ontwikkelingslanden te ondersteunen bij de overgang naar klimaatbestendige en emissiearme ontwikkelingstrajecten. Vandaag is het ’s werelds grootste klimaatfonds en vertegenwoordigt het een aanzienlijk deel van de oorlogskas voor de strijd tegen de opwarming van de aarde. Het moet voldoende gefinancierd worden om succesvol te zijn.
Om ambitieuze klimaatmaatregelen te kunnen blijven financieren, moeten traditionele contribuanten hun toezeggingen aan het GCF verhogen en moeten nieuwe contribuanten zich aandienen tijdens de tweede aanvullingsronde, die momenteel aan de gang is. Het is niet overdreven om te zeggen dat de aanvullingscampagne van het GCF een test is voor de inzet van de wereld in de strijd tegen de klimaatverandering; een succesvol resultaat zal de ontwikkelde landen helpen om het vertrouwen te herstellen door te laten zien dat ze de urgentie van de crisis begrijpen en dat ze hun beloften kunnen nakomen.
De twee meest recente VN-conferenties over klimaatverandering (COP26 en COP27) hebben aangetoond dat de wereldleiders het belang inzien van een beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5° Celsius boven pre-industrieel niveau. Maar de uitdaging bij de uitvoering – die werd benadrukt tijdens de COP27 van vorig jaar in Sharm El-Sheikh, de top voor een nieuw mondiaal financieringspact in Parijs in juni en de klimaattop in Afrika deze maand in Nairobi – is het leveren van de 2,4 biljoen dollar die de ontwikkelingslanden tegen 2030 jaarlijks nodig zullen hebben om dit doel te bereiken.
De ontwikkelingslanden hebben te kampen met zware tegenwind bij de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering. Het afgelopen jaar hebben de Verenigde Staten en de Europese Unie enorme subsidies aangekondigd om binnenlandse investeringen in schone energie te bevorderen. Dit beleid zal waarschijnlijk leiden tot snelle vooruitgang in groene technologie. Maar in combinatie met stijgende rentetarieven en financieringskosten zal het voor ontwikkelingslanden die van deze innovaties willen profiteren ook moeilijker worden om kapitaal aan te trekken.
Bovendien daalde het totale aantal groene obligaties dat werd uitgegeven door ontwikkelingslanden tussen 2020 en 2022, terwijl het aantal groene obligaties dat werd uitgegeven in het Westen toenam. En de groeiende kloof tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden op het gebied van hernieuwbare energie komt bovenop de vertraging in investeringen in schone energie in 2022. Ontwrichtingen van de aanbodketen schaden de ontwikkelingseconomieën nog meer.
De oorlog in Oekraïne heeft de groene transitie ook bemoeilijkt door de plannen van sommige landen om kolencentrales en fossiele brandstoffen uit te faseren, te laten ontsporen. Veel andere landen hebben hun netto-nul-tijdlijnen en -toezeggingen herzien, terwijl ook het bedrijfsleven zijn doelen naar beneden heeft bijgesteld. Misschien nog belangrijker is dat veel ontwikkelingslanden door de recordstijgingen van de voedsel-, brandstof- en kunstmestprijzen (grotendeels een bijproduct van de oorlog), renteverhogingen en onhoudbare schulden hun deviezenreserves hebben uitgeput en niet genoeg begrotingsruimte hebben om hun klimaatdoelen na te streven.
Tegelijkertijd zorgt de klimaatverandering voor steeds extremere en abnormalere weersomstandigheden, van cyclonen in zuidelijk Afrika en Libië tot tyfoons in Oost-Azië en droogte in Latijns-Amerika. Als deze gebeurtenissen zo doorgaan, kunnen tegen 2050 naar schatting 1,2 miljard mensen ontheemd zijn. Veel ontwikkelingslanden worden dus buiten hun schuld steeds kwetsbaarder voor klimaatgerelateerde rampen en zijn al begonnen binnenlandse middelen aan te wenden voor aanpassingsmaatregelen.
De exponentiële toename van de omvang en frequentie van extreme weersomstandigheden en de stijgende kosten die daarmee gepaard gaan, staan in schril contrast met het trage tempo van de wereldwijde respons. Deze incongruentie, gekoppeld aan een ernstig gebrek aan financiële instrumenten die geen schulden genereren, heeft het vertrouwen van de ontwikkelingslanden in de mondiale financiële architectuur aangetast. Terwijl de ontwikkelde wereld miljarden kan spenderen aan overheidssubsidies en stimuleringsmaatregelen om de groene transitie in eigen land te bevorderen, lijden de lage- en middeninkomenslanden het meest onder de vertragingen in de wereldwijde beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering. Nog verontrustender is de stroom van investeringen die naar de fossiele-brandstofindustrie vloeit om de activiteiten wereldwijd uit te breiden.
Just Energy Transition Partnerships, gelanceerd tijdens COP26, haalde de krantenkoppen met de belofte om geld van de rijke landen door te sluizen naar de grootste vervuilers onder de ontwikkelingslanden. Verder had COP27 een vergelijkbare impact met de oprichting van een ‘verlies- en schadefonds’ voor ontwikkelingslanden die te maken krijgen met de gevolgen van de klimaatverandering. Daarnaast waren er officiële oproepen om de internationale financiële instellingen te hervormen en de financiering voor het GCF op te schroeven. Maar de rijke landen moeten nog over de brug komen en het mondiale financieringstekort voor het klimaat blijft intussen toenemen. Terwijl de kosten exponentieel stijgen, verliezen de ontwikkelingslanden de hoop.
Deze trend is echter niet onomkeerbaar. De ontwikkelde wereld en instellingen als het GCF kunnen op drie belangrijke gebieden het initiatief nemen om het vertrouwen van de ontwikkelingslanden te herstellen en hun klimaatbestendigheid te versterken. Om te beginnen moeten de ontwikkelde landen de financiering voor het GCF aanzienlijk verhogen – de enige internationale instelling met als enige verantwoordelijkheid de bestrijding van de klimaatverandering. Het GCF kan veel meer doen, vooral door te helpen bij het opstellen en uitvoeren van landenprogramma’s en aanpassingsplannen, en door de uitvoering van emissiereductieprojecten mogelijk te maken.
Om flinke sprongen te maken op het gebied van klimaattechnologieën hebben ontwikkelingslanden bijvoorbeeld financiering nodig om schaalbare aanpassings- en mitigatiestrategieën te adopteren. Bovendien kunnen investeringen in technologieoverdracht ook andere sectoren en industrieën transformeren, zoals de landbouw, naast het bestrijden van de klimaatverandering.
Ook kan het GCF met meer kapitaal goedkopere financiering bieden aan ontwikkelingslanden. Op die manier kunnen ze de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering ondersteunen zonder hun schuldenlast te verhogen, en zo meer investeringen aantrekken. Nu algemeen wordt begrepen dat klimaatfinanciering ontwikkelingsfinanciering is, zou het GCF een belangrijke rol kunnen spelen bij het verhogen van het aantal ‘debt-for-nature swaps’ en het ontwikkelen van andere innovatieve instrumenten. Dit omvat samenwerking met filantropen en actoren uit de particuliere sector om oplossingen te identificeren, deze tegen lage kosten te beproeven en op maat begeleiding te bieden. Tot slot kan het GCF via zijn ‘readiness’-programma helpen bij het verbeteren van de gegevensverzameling voor besluitvormingsdoeleinden.
Als het gaat om het tegengaan van de opwarming van de aarde, moeten de ontwikkelde landen hun verantwoordelijkheid nakomen tegenover de rest van de wereld. De beste manier om dat te doen is door vooruitgang te laten zien in de financiering van het GCF, om zijn projectpijplijn en programmeringscapaciteit te ondersteunen. Zoals de afgelopen jaren is gebleken kent de klimaatverandering geen grenzen, en om deze existentiële dreiging het hoofd te bieden moet de wereld worden gemobiliseerd. Alles minder dan dat is een garantie voor een nederlaag.
Vertaling: Menno Grootveld
WASHINGTON, DC/CAIRO – Toen het Groene Klimaat Fonds (GCF) iets meer dan tien jaar geleden werd opgericht, werd het beschouwd als een potentieel nuttig instrument om ontwikkelingslanden te ondersteunen bij de overgang naar klimaatbestendige en emissiearme ontwikkelingstrajecten. Vandaag is het ’s werelds grootste klimaatfonds en vertegenwoordigt het een aanzienlijk deel van de oorlogskas voor de strijd tegen de opwarming van de aarde. Het moet voldoende gefinancierd worden om succesvol te zijn.
Om ambitieuze klimaatmaatregelen te kunnen blijven financieren, moeten traditionele contribuanten hun toezeggingen aan het GCF verhogen en moeten nieuwe contribuanten zich aandienen tijdens de tweede aanvullingsronde, die momenteel aan de gang is. Het is niet overdreven om te zeggen dat de aanvullingscampagne van het GCF een test is voor de inzet van de wereld in de strijd tegen de klimaatverandering; een succesvol resultaat zal de ontwikkelde landen helpen om het vertrouwen te herstellen door te laten zien dat ze de urgentie van de crisis begrijpen en dat ze hun beloften kunnen nakomen.
De twee meest recente VN-conferenties over klimaatverandering (COP26 en COP27) hebben aangetoond dat de wereldleiders het belang inzien van een beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5° Celsius boven pre-industrieel niveau. Maar de uitdaging bij de uitvoering – die werd benadrukt tijdens de COP27 van vorig jaar in Sharm El-Sheikh, de top voor een nieuw mondiaal financieringspact in Parijs in juni en de klimaattop in Afrika deze maand in Nairobi – is het leveren van de 2,4 biljoen dollar die de ontwikkelingslanden tegen 2030 jaarlijks nodig zullen hebben om dit doel te bereiken.
De ontwikkelingslanden hebben te kampen met zware tegenwind bij de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering. Het afgelopen jaar hebben de Verenigde Staten en de Europese Unie enorme subsidies aangekondigd om binnenlandse investeringen in schone energie te bevorderen. Dit beleid zal waarschijnlijk leiden tot snelle vooruitgang in groene technologie. Maar in combinatie met stijgende rentetarieven en financieringskosten zal het voor ontwikkelingslanden die van deze innovaties willen profiteren ook moeilijker worden om kapitaal aan te trekken.
Bovendien daalde het totale aantal groene obligaties dat werd uitgegeven door ontwikkelingslanden tussen 2020 en 2022, terwijl het aantal groene obligaties dat werd uitgegeven in het Westen toenam. En de groeiende kloof tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden op het gebied van hernieuwbare energie komt bovenop de vertraging in investeringen in schone energie in 2022. Ontwrichtingen van de aanbodketen schaden de ontwikkelingseconomieën nog meer.
De oorlog in Oekraïne heeft de groene transitie ook bemoeilijkt door de plannen van sommige landen om kolencentrales en fossiele brandstoffen uit te faseren, te laten ontsporen. Veel andere landen hebben hun netto-nul-tijdlijnen en -toezeggingen herzien, terwijl ook het bedrijfsleven zijn doelen naar beneden heeft bijgesteld. Misschien nog belangrijker is dat veel ontwikkelingslanden door de recordstijgingen van de voedsel-, brandstof- en kunstmestprijzen (grotendeels een bijproduct van de oorlog), renteverhogingen en onhoudbare schulden hun deviezenreserves hebben uitgeput en niet genoeg begrotingsruimte hebben om hun klimaatdoelen na te streven.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Tegelijkertijd zorgt de klimaatverandering voor steeds extremere en abnormalere weersomstandigheden, van cyclonen in zuidelijk Afrika en Libië tot tyfoons in Oost-Azië en droogte in Latijns-Amerika. Als deze gebeurtenissen zo doorgaan, kunnen tegen 2050 naar schatting 1,2 miljard mensen ontheemd zijn. Veel ontwikkelingslanden worden dus buiten hun schuld steeds kwetsbaarder voor klimaatgerelateerde rampen en zijn al begonnen binnenlandse middelen aan te wenden voor aanpassingsmaatregelen.
De exponentiële toename van de omvang en frequentie van extreme weersomstandigheden en de stijgende kosten die daarmee gepaard gaan, staan in schril contrast met het trage tempo van de wereldwijde respons. Deze incongruentie, gekoppeld aan een ernstig gebrek aan financiële instrumenten die geen schulden genereren, heeft het vertrouwen van de ontwikkelingslanden in de mondiale financiële architectuur aangetast. Terwijl de ontwikkelde wereld miljarden kan spenderen aan overheidssubsidies en stimuleringsmaatregelen om de groene transitie in eigen land te bevorderen, lijden de lage- en middeninkomenslanden het meest onder de vertragingen in de wereldwijde beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering. Nog verontrustender is de stroom van investeringen die naar de fossiele-brandstofindustrie vloeit om de activiteiten wereldwijd uit te breiden.
Just Energy Transition Partnerships, gelanceerd tijdens COP26, haalde de krantenkoppen met de belofte om geld van de rijke landen door te sluizen naar de grootste vervuilers onder de ontwikkelingslanden. Verder had COP27 een vergelijkbare impact met de oprichting van een ‘verlies- en schadefonds’ voor ontwikkelingslanden die te maken krijgen met de gevolgen van de klimaatverandering. Daarnaast waren er officiële oproepen om de internationale financiële instellingen te hervormen en de financiering voor het GCF op te schroeven. Maar de rijke landen moeten nog over de brug komen en het mondiale financieringstekort voor het klimaat blijft intussen toenemen. Terwijl de kosten exponentieel stijgen, verliezen de ontwikkelingslanden de hoop.
Deze trend is echter niet onomkeerbaar. De ontwikkelde wereld en instellingen als het GCF kunnen op drie belangrijke gebieden het initiatief nemen om het vertrouwen van de ontwikkelingslanden te herstellen en hun klimaatbestendigheid te versterken. Om te beginnen moeten de ontwikkelde landen de financiering voor het GCF aanzienlijk verhogen – de enige internationale instelling met als enige verantwoordelijkheid de bestrijding van de klimaatverandering. Het GCF kan veel meer doen, vooral door te helpen bij het opstellen en uitvoeren van landenprogramma’s en aanpassingsplannen, en door de uitvoering van emissiereductieprojecten mogelijk te maken.
Om flinke sprongen te maken op het gebied van klimaattechnologieën hebben ontwikkelingslanden bijvoorbeeld financiering nodig om schaalbare aanpassings- en mitigatiestrategieën te adopteren. Bovendien kunnen investeringen in technologieoverdracht ook andere sectoren en industrieën transformeren, zoals de landbouw, naast het bestrijden van de klimaatverandering.
Ook kan het GCF met meer kapitaal goedkopere financiering bieden aan ontwikkelingslanden. Op die manier kunnen ze de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering ondersteunen zonder hun schuldenlast te verhogen, en zo meer investeringen aantrekken. Nu algemeen wordt begrepen dat klimaatfinanciering ontwikkelingsfinanciering is, zou het GCF een belangrijke rol kunnen spelen bij het verhogen van het aantal ‘debt-for-nature swaps’ en het ontwikkelen van andere innovatieve instrumenten. Dit omvat samenwerking met filantropen en actoren uit de particuliere sector om oplossingen te identificeren, deze tegen lage kosten te beproeven en op maat begeleiding te bieden. Tot slot kan het GCF via zijn ‘readiness’-programma helpen bij het verbeteren van de gegevensverzameling voor besluitvormingsdoeleinden.
Als het gaat om het tegengaan van de opwarming van de aarde, moeten de ontwikkelde landen hun verantwoordelijkheid nakomen tegenover de rest van de wereld. De beste manier om dat te doen is door vooruitgang te laten zien in de financiering van het GCF, om zijn projectpijplijn en programmeringscapaciteit te ondersteunen. Zoals de afgelopen jaren is gebleken kent de klimaatverandering geen grenzen, en om deze existentiële dreiging het hoofd te bieden moet de wereld worden gemobiliseerd. Alles minder dan dat is een garantie voor een nederlaag.
Vertaling: Menno Grootveld