NEW YORK – De politieke economie heeft een lange weg afgelegd. Veel personen en instellingen die ooit het neoliberalisme hebben omarmd onderkennen in toenemende mate het falen van markten en geven toe dat staten een rol moeten spelen bij het verbeteren van de sociaal-economische prestaties. Zelfs het Internationale Monetaire Fonds heeft het nu over de “macro-criticality” (het grote belang) van sociale voorzieningen, de noodzaak van progressieve belastingheffing en – mogelijk – universele overdrachtsbetalingen.
Maar de discussie – die zich vrijwel uitsluitend beperkt tot de coördinatie tussen staat en markt – blijft te kortzichtig om voor effectieve oplossingen te kunnen zorgen. Voor dat doel moeten er, zoals uit een nieuw rapport van UN Women blijkt, ook sociale factoren – met name de rol van gezinnen en gendergelijkheid – in ogenschouw worden genomen.
Deze twee factoren zijn nauw met elkaar verbonden, waarbij de genderongelijkheid zwaar wordt versterkt door de gezinsdynamiek, anders dan bij bijvoorbeeld rassenongelijkheid het geval is. Het probleem wordt nog verergerd door het feit dat achterhaalde ideeën over gezinnen en genderdynamiek de sociale en economische beleidsvorming blijven bepalen.
Zoals het er nu voor staat houdt slechts ongeveer een derde van alle huishoudens vast aan de “ideale” gezinsstructuur (twee ouders met kinderen) waarop het beleid doorgaans is gebaseerd. Van de overige twee derde die er een andere vorm op na houden bestaat een groot deel uit uitgebreide huishoudens, waar bijvoorbeeld ook ooms, tantes en grootouders deel van uitmaken. Ongeveer een kwart van alle huishoudens bestaat uit één-oudergezinnen of alleenstaanden.
Hoewel het huwelijk in sommige delen van de wereld vrijwel universeel blijft, wordt het bovendien minder algemeen in andere delen, waar zelfs langetermijn-partners er dikwijls voor kiezen om te gaan samenwonen vóór het huwelijk of in plaats van het huwelijk. In sommige landen in Latijns-Amerika, zuidelijk Afrika en Europa woont zo'n driekwart van de vrouwen in de leeftijdsgroep van 25 tot 29 jaar die een relatie hebben samen met hun partners.
Dit alles heeft belangrijke beleidsconsequenties. Gezien hun langere levensduur zullen vrouwen van boven de zestig waarschijnlijk ongeveer tweemaal zo vaak als mannen uit dezelfde leeftijdscategorie alleen wonen, dikwijls met een karig pensioen en/of weinig of geen spaargeld.
At a time of escalating global turmoil, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided.
Subscribe to Digital or Digital Plus now to secure your discount.
Subscribe Now
Bovendien zullen één-oudergezinnen – waarvan ruim driekwart wordt gerund door alleenstaande moeders – gemiddeld tweemaal zo vaak in armoede leven als twee-oudergezinnen. Alleenstaande ouders hebben vaak moeite betaald werk in evenwicht te brengen met hun zorgverantwoordelijkheden.
Maar zelfs in twee-oudergezinnen en huishoudens met hogere inkomens worden vrouwen vaak geconfronteerd met aanzienlijke uitdagingen als het gaat om het op elkaar afstemmen van betaald werk en onbetaalde zorgwerkzaamheden. Wereldwijd nemen vrouwen gemiddeld ruim 76% van de onbetaalde zorg voor hun rekening, ruim drie maal zo veel als mannen.
Hierdoor wordt de toegang van vrouwen tot een onafhankelijk inkomen aanzienlijk beperkt. Slechts ongeveer de helft van de gehuwde of samenlevende vrouwen in de leeftijdscategorie van 25 tot 54 behoort tot de beroepsbevolking, tegen bijna alle gehuwde of samenlevende mannen. En terwijl de aanwezigheid van jonge kinderen in het huishouden het percentage werkende vrouwen omlaag drukt, is dat bij mannen precies omgekeerd.
Een onafhankelijk inkomen versterkt de onderhandelingspositie van vrouwen, stelt ze in staat relaties te verbreken waarin ze mishandeld worden, en biedt ze zekerheid op hun oude dag. Bovendien is het percentage vrouwen dat een onafhankelijk inkomen verdient omgekeerd evenredig aan het percentage huishoudens dat in armoede verkeert. Zoals de Deense sociologe Gøsta Esping-Andersen het heeft gezegd: “De meest effectieve remedie tegen armoede is het scheppen van werkgelegenheid voor moeders.”
Om de economische autonomie van vrouwen te vergroten moet de eerste prioriteit het investeren in zorgsystemen zijn, inclusief de educatie van en de zorg voor jonge kinderen. Dit is met name urgent in ontwikkelingslanden, waar de kloof tussen de vraag naar en het aanbod van kinderopvang het grootst is, als gevolg van de relatief kleine hoeveelheid mensen die in deze sector werkzaam is.
Afgezien van het in staat stellen van vrouwen om economische kansen na te streven, draagt betaalbare kinderopvang ertoe bij dat de werkgelegenheid toeneemt (in de sector zelf) en dat er menselijk kapitaal wordt opgebouwd (met name onder de kinderen die van deze zorg profiteren). Tegen deze achtergrond – en gezien het tijdsbeslag dat betaald werk vertegenwoordigt voor alle genders – is een dergelijke investering nodig, ook al wordt onbetaald werk binnen huishoudens gelijkwaardiger gedeeld.
Een tweede hoofdprioriteit moet het aanbieden van samenhangende sociale voorzieningen zijn, zoals betaald verlof – dat ouders in staat stelt voor hun kinderen te zorgen zonder los van de arbeidsmarkt te komen te staan – en inkomensondersteuning. Gezinsvoorzieningen, zoals kinderbijslag, verzachten het verhoogde risico op armoede dat gepaard gaat met het opvoeden van kinderen. Alleenstaande ouders moeten extra steun ontvangen.
Bovendien kan een universele oudedagsvoorziening vrouwen ondersteunen, omdat ze op hun oude dag waarschijnlijk minder spaargeld en bezittingen zullen hebben dan mannen, maar wel langer in leven blijven. Het bewerkstelligen van toegankelijke zorg op de langere termijn en het hervormen van de eigendomsregimes bij huwelijken zou ook helpen. Om de rechten van vrouwen op gezamenlijke bezittingen, sociale voorzieningen en kinderopvang te beschermen, moeten het familierecht en het sociaal beleid ook andere samenlevingsvormen dan het huwelijk gaan erkennen.
Door een beleidspakket te ontwerpen dat is afgestemd op de behoeften van hedendaagse gezinnen kunnen politieke leiders de rechten van vrouwen bevorderen, evenals de ontwikkeling van hun kinderen en de werkgelegenheid. Dit beleid zou derhalve een positieve uitwerking hebben op de economische dynamiek en de terugdringing van de armoede.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
US President Donald Trump’s import tariffs have triggered a wave of retaliatory measures, setting off a trade war with key partners and raising fears of a global downturn. But while Trump’s protectionism and erratic policy shifts could have far-reaching implications, the greatest victim is likely to be the United States itself.
warns that the new administration’s protectionism resembles the strategy many developing countries once tried.
It took a pandemic and the threat of war to get Germany to dispense with the two taboos – against debt and monetary financing of budgets – that have strangled its governments for decades. Now, it must join the rest of Europe in offering a positive vision of self-sufficiency and an “anti-fascist economic policy.”
welcomes the apparent departure from two policy taboos that have strangled the country's investment.
NEW YORK – De politieke economie heeft een lange weg afgelegd. Veel personen en instellingen die ooit het neoliberalisme hebben omarmd onderkennen in toenemende mate het falen van markten en geven toe dat staten een rol moeten spelen bij het verbeteren van de sociaal-economische prestaties. Zelfs het Internationale Monetaire Fonds heeft het nu over de “macro-criticality” (het grote belang) van sociale voorzieningen, de noodzaak van progressieve belastingheffing en – mogelijk – universele overdrachtsbetalingen.
Maar de discussie – die zich vrijwel uitsluitend beperkt tot de coördinatie tussen staat en markt – blijft te kortzichtig om voor effectieve oplossingen te kunnen zorgen. Voor dat doel moeten er, zoals uit een nieuw rapport van UN Women blijkt, ook sociale factoren – met name de rol van gezinnen en gendergelijkheid – in ogenschouw worden genomen.
Deze twee factoren zijn nauw met elkaar verbonden, waarbij de genderongelijkheid zwaar wordt versterkt door de gezinsdynamiek, anders dan bij bijvoorbeeld rassenongelijkheid het geval is. Het probleem wordt nog verergerd door het feit dat achterhaalde ideeën over gezinnen en genderdynamiek de sociale en economische beleidsvorming blijven bepalen.
Zoals het er nu voor staat houdt slechts ongeveer een derde van alle huishoudens vast aan de “ideale” gezinsstructuur (twee ouders met kinderen) waarop het beleid doorgaans is gebaseerd. Van de overige twee derde die er een andere vorm op na houden bestaat een groot deel uit uitgebreide huishoudens, waar bijvoorbeeld ook ooms, tantes en grootouders deel van uitmaken. Ongeveer een kwart van alle huishoudens bestaat uit één-oudergezinnen of alleenstaanden.
Hoewel het huwelijk in sommige delen van de wereld vrijwel universeel blijft, wordt het bovendien minder algemeen in andere delen, waar zelfs langetermijn-partners er dikwijls voor kiezen om te gaan samenwonen vóór het huwelijk of in plaats van het huwelijk. In sommige landen in Latijns-Amerika, zuidelijk Afrika en Europa woont zo'n driekwart van de vrouwen in de leeftijdsgroep van 25 tot 29 jaar die een relatie hebben samen met hun partners.
Dit alles heeft belangrijke beleidsconsequenties. Gezien hun langere levensduur zullen vrouwen van boven de zestig waarschijnlijk ongeveer tweemaal zo vaak als mannen uit dezelfde leeftijdscategorie alleen wonen, dikwijls met een karig pensioen en/of weinig of geen spaargeld.
Winter Sale: Save 40% on a new PS subscription
At a time of escalating global turmoil, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided.
Subscribe to Digital or Digital Plus now to secure your discount.
Subscribe Now
Bovendien zullen één-oudergezinnen – waarvan ruim driekwart wordt gerund door alleenstaande moeders – gemiddeld tweemaal zo vaak in armoede leven als twee-oudergezinnen. Alleenstaande ouders hebben vaak moeite betaald werk in evenwicht te brengen met hun zorgverantwoordelijkheden.
Maar zelfs in twee-oudergezinnen en huishoudens met hogere inkomens worden vrouwen vaak geconfronteerd met aanzienlijke uitdagingen als het gaat om het op elkaar afstemmen van betaald werk en onbetaalde zorgwerkzaamheden. Wereldwijd nemen vrouwen gemiddeld ruim 76% van de onbetaalde zorg voor hun rekening, ruim drie maal zo veel als mannen.
Hierdoor wordt de toegang van vrouwen tot een onafhankelijk inkomen aanzienlijk beperkt. Slechts ongeveer de helft van de gehuwde of samenlevende vrouwen in de leeftijdscategorie van 25 tot 54 behoort tot de beroepsbevolking, tegen bijna alle gehuwde of samenlevende mannen. En terwijl de aanwezigheid van jonge kinderen in het huishouden het percentage werkende vrouwen omlaag drukt, is dat bij mannen precies omgekeerd.
Een onafhankelijk inkomen versterkt de onderhandelingspositie van vrouwen, stelt ze in staat relaties te verbreken waarin ze mishandeld worden, en biedt ze zekerheid op hun oude dag. Bovendien is het percentage vrouwen dat een onafhankelijk inkomen verdient omgekeerd evenredig aan het percentage huishoudens dat in armoede verkeert. Zoals de Deense sociologe Gøsta Esping-Andersen het heeft gezegd: “De meest effectieve remedie tegen armoede is het scheppen van werkgelegenheid voor moeders.”
Om de economische autonomie van vrouwen te vergroten moet de eerste prioriteit het investeren in zorgsystemen zijn, inclusief de educatie van en de zorg voor jonge kinderen. Dit is met name urgent in ontwikkelingslanden, waar de kloof tussen de vraag naar en het aanbod van kinderopvang het grootst is, als gevolg van de relatief kleine hoeveelheid mensen die in deze sector werkzaam is.
Afgezien van het in staat stellen van vrouwen om economische kansen na te streven, draagt betaalbare kinderopvang ertoe bij dat de werkgelegenheid toeneemt (in de sector zelf) en dat er menselijk kapitaal wordt opgebouwd (met name onder de kinderen die van deze zorg profiteren). Tegen deze achtergrond – en gezien het tijdsbeslag dat betaald werk vertegenwoordigt voor alle genders – is een dergelijke investering nodig, ook al wordt onbetaald werk binnen huishoudens gelijkwaardiger gedeeld.
Een tweede hoofdprioriteit moet het aanbieden van samenhangende sociale voorzieningen zijn, zoals betaald verlof – dat ouders in staat stelt voor hun kinderen te zorgen zonder los van de arbeidsmarkt te komen te staan – en inkomensondersteuning. Gezinsvoorzieningen, zoals kinderbijslag, verzachten het verhoogde risico op armoede dat gepaard gaat met het opvoeden van kinderen. Alleenstaande ouders moeten extra steun ontvangen.
Bovendien kan een universele oudedagsvoorziening vrouwen ondersteunen, omdat ze op hun oude dag waarschijnlijk minder spaargeld en bezittingen zullen hebben dan mannen, maar wel langer in leven blijven. Het bewerkstelligen van toegankelijke zorg op de langere termijn en het hervormen van de eigendomsregimes bij huwelijken zou ook helpen. Om de rechten van vrouwen op gezamenlijke bezittingen, sociale voorzieningen en kinderopvang te beschermen, moeten het familierecht en het sociaal beleid ook andere samenlevingsvormen dan het huwelijk gaan erkennen.
Door een beleidspakket te ontwerpen dat is afgestemd op de behoeften van hedendaagse gezinnen kunnen politieke leiders de rechten van vrouwen bevorderen, evenals de ontwikkeling van hun kinderen en de werkgelegenheid. Dit beleid zou derhalve een positieve uitwerking hebben op de economische dynamiek en de terugdringing van de armoede.
Vertaling: Menno Grootveld