MIDDLETOWN/MYSTIC – In 2005 richtte de Europese Unie het Emissions Trading System (ETS, emissiehandelssysteem) op, ’s werelds eerste en grootste markt voor koolstofemissierechten. Het ETS volgt een ‘cap-and-trade’- aanpak en functioneert als een open markt voor de handel in emissierechten; de huidige prijs schommelt rond de zesentachtig euro per ton kooldioxide-uitstoot.
Met het oog op het terugdringen van de wereldwijde uitstoot heeft de EU als aanvulling op het ETS een ‘carbon border adjustment mechanism’ (CBAM, koolstofgrensaanpassingsmechanisme) ontworpen. Het CBAM is in feite een belasting op de invoer uit landen die geen gelijkwaardige koolstofprijs hebben en is bedoeld om te voorkomen dat in de EU gevestigde bedrijven hun emissie-intensieve productie verplaatsen naar derde landen met een minder streng klimaatbeleid.
De invoering begint in oktober, wanneer de importeurs van bepaalde goederen – ijzer en staal, cement, aluminium, meststoffen, elektriciteit en waterstof – moeten beginnen met het rapporteren van gegevens over de ingebedde emissies. Vanaf 2026 moeten deze importeurs vergunningen kopen die de koolstofinhoud van hun producten dekken tegen de marktprijs in de EU. De overgangsperiode, waarin de functionaliteit en het productbereik van de CBAM zullen worden beoordeeld, loopt tot 2034.
Aangezien de Verenigde Staten momenteel geen eigen koolstofprijsmechanisme hebben, zal de CBAM van toepassing zijn op de export van het land naar de EU, die in 2022 in totaal ruim driehonderdvijftig miljard euro bedroeg. Een aanzienlijk deel van deze export bestaat uit koolstofintensieve producten zoals vliegtuigen en reserveonderdelen (ruwweg dertien procent van het totaal), minerale brandstoffen (elf procent), optische en medische instrumenten (tien procent), farmaceutische producten (tien procent) en landbouwproducten, vanwege het uitgebreide gebruik van kunstmest (vier procent).
Zelfs een kleine exporterende Amerikaanse staat als Connecticut zal de pijn waarschijnlijk voelen: de verkoop van vliegtuigen en reserveonderdelen (2,7 miljard dollar) en nucleaire technologie (2,3 miljard dollar) waren goed voor bijna dertig procent van zijn ongeveer zeventien miljard dollar aan export in 2021 (het laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn).
Begin juni ontmoetten vertegenwoordigers van de Citizens’ Climate Lobby ruim vierhonderdvijftig leden van de Amerikaanse Senaat en het Huis van Afgevaardigden en hun staf om de CBAM te bespreken. Sommige politici waren helemaal niet op de hoogte van de belasting. Anderen, die om de een of andere misplaatste reden geloofden dat de belasting een ‘energiecrisis’ zou veroorzaken, stelden voor om de productie van aardgas en kernenergie uit te breiden, ook al zou het tijdsverschil tussen investeringen en productie bij deze alternatieven voor de energievoorziening zich tot ver na 2026 uitstrekken.
Maar de reactie van een derde groep was zorgwekkender. Onbewogen door de actie van de EU stelden deze politici voor om de Europeanen te dwingen de VS vrij te stellenvan de CBAM door tarieven te heffen op import uit de EU, ongeacht het koolstofgehalte.
Het zou onverstandig zijn om een handelsoorlog met de EU te beginnen, vooral omdat het blok de overhand zou behouden. Het CBAM-tarief op Amerikaanse export zou het comparatieve voordeel van de EU-lidstaten bij de verkoop van lage-emissieversies van Amerikaanse goederen vergroten en de EU-brede ontwikkeling van koolstofbesparende productietechnologieën bevorderen – ingewikkelde processen waarin de VS nu al achterloopt op huidige en toekomstige concurrenten zoals China. Bovendien zouden de Amerikaanse exporteurs, en niet de Europese importeurs, de belasting betalen, waardoor de bedrijfskosten en consumentenprijzen in de VS zouden stijgen. En dan hebben we het nog niet eens over de gemiste kans om economische stimulansen te bieden om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen door de relatieve prijzen van koolstofintensieve goederen te veranderen.
Er is een betere manier om te reageren. Waarom niet toegeven dat de EU het wereldwijde klimaatbeleid bepaalt en feitelijk een wereldwijde ‘klimaatclub’ heeft opgericht? De VS hebben hun leidende rol in dit opzicht opgegeven, dus waarom zouden we het voorbeeld van het blok niet volgen? De komende drie jaar zouden Amerikaanse beleidsmakers een koolstofprijsmechanisme kunnen creëren dat overeenkomt met het programma van de EU en zo een vrijstelling kunnen verkrijgen om de juiste reden – omdat ze lid zijn geworden van de club. Zowel de Amerikaanse economie als de planeet zouden er baat bij hebben.
De CBAM is een vroege en veelbelovende benadering van het voorstel dat William D. Nordhaus, winnaar van de Nobelprijs voor de economie, bepleitte in ‘Climate Club: Overcoming Free-riding in International Climate Policy,’ zijn artikel uit 2015 in de American Economic Review. Nordhaus erkende de neiging van landen – die zich manifesteerde in het ter ziele gegane Kyoto-protocol – om gratis mee te liften wanneer internationale klimaatovereenkomsten geen consequenties kennen voor niet-naleving, en stelde dat een klimaatclub, met kleine handelsboetes voor niet-deelnemers, ‘tot een grote stabiele coalitie met hoge reductieniveaus kan leiden.’
Nordhaus had gedacht dat China en de VS de eerste leden van zo’n club zouden zijn, maar dat is geen noodzakelijke voorwaarde. De EU heeft de economische en politieke macht om ‘hoge reductieniveaus’ te produceren en tegelijkertijd de boetes zo laag mogelijk te houden. Voor Amerikaanse beleidsmakers is aansluiting bij de EU-aanpak van koolstofbeprijzing de verstandigste weg vooruit voor zowel de binnenlandse economie als de internationale klimaatagenda, in plaats van deze af te wijzen.
Vertaling: Menno Grootveld
MIDDLETOWN/MYSTIC – In 2005 richtte de Europese Unie het Emissions Trading System (ETS, emissiehandelssysteem) op, ’s werelds eerste en grootste markt voor koolstofemissierechten. Het ETS volgt een ‘cap-and-trade’- aanpak en functioneert als een open markt voor de handel in emissierechten; de huidige prijs schommelt rond de zesentachtig euro per ton kooldioxide-uitstoot.
Met het oog op het terugdringen van de wereldwijde uitstoot heeft de EU als aanvulling op het ETS een ‘carbon border adjustment mechanism’ (CBAM, koolstofgrensaanpassingsmechanisme) ontworpen. Het CBAM is in feite een belasting op de invoer uit landen die geen gelijkwaardige koolstofprijs hebben en is bedoeld om te voorkomen dat in de EU gevestigde bedrijven hun emissie-intensieve productie verplaatsen naar derde landen met een minder streng klimaatbeleid.
De invoering begint in oktober, wanneer de importeurs van bepaalde goederen – ijzer en staal, cement, aluminium, meststoffen, elektriciteit en waterstof – moeten beginnen met het rapporteren van gegevens over de ingebedde emissies. Vanaf 2026 moeten deze importeurs vergunningen kopen die de koolstofinhoud van hun producten dekken tegen de marktprijs in de EU. De overgangsperiode, waarin de functionaliteit en het productbereik van de CBAM zullen worden beoordeeld, loopt tot 2034.
Aangezien de Verenigde Staten momenteel geen eigen koolstofprijsmechanisme hebben, zal de CBAM van toepassing zijn op de export van het land naar de EU, die in 2022 in totaal ruim driehonderdvijftig miljard euro bedroeg. Een aanzienlijk deel van deze export bestaat uit koolstofintensieve producten zoals vliegtuigen en reserveonderdelen (ruwweg dertien procent van het totaal), minerale brandstoffen (elf procent), optische en medische instrumenten (tien procent), farmaceutische producten (tien procent) en landbouwproducten, vanwege het uitgebreide gebruik van kunstmest (vier procent).
Zelfs een kleine exporterende Amerikaanse staat als Connecticut zal de pijn waarschijnlijk voelen: de verkoop van vliegtuigen en reserveonderdelen (2,7 miljard dollar) en nucleaire technologie (2,3 miljard dollar) waren goed voor bijna dertig procent van zijn ongeveer zeventien miljard dollar aan export in 2021 (het laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn).
Begin juni ontmoetten vertegenwoordigers van de Citizens’ Climate Lobby ruim vierhonderdvijftig leden van de Amerikaanse Senaat en het Huis van Afgevaardigden en hun staf om de CBAM te bespreken. Sommige politici waren helemaal niet op de hoogte van de belasting. Anderen, die om de een of andere misplaatste reden geloofden dat de belasting een ‘energiecrisis’ zou veroorzaken, stelden voor om de productie van aardgas en kernenergie uit te breiden, ook al zou het tijdsverschil tussen investeringen en productie bij deze alternatieven voor de energievoorziening zich tot ver na 2026 uitstrekken.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Maar de reactie van een derde groep was zorgwekkender. Onbewogen door de actie van de EU stelden deze politici voor om de Europeanen te dwingen de VS vrij te stellenvan de CBAM door tarieven te heffen op import uit de EU, ongeacht het koolstofgehalte.
Het zou onverstandig zijn om een handelsoorlog met de EU te beginnen, vooral omdat het blok de overhand zou behouden. Het CBAM-tarief op Amerikaanse export zou het comparatieve voordeel van de EU-lidstaten bij de verkoop van lage-emissieversies van Amerikaanse goederen vergroten en de EU-brede ontwikkeling van koolstofbesparende productietechnologieën bevorderen – ingewikkelde processen waarin de VS nu al achterloopt op huidige en toekomstige concurrenten zoals China. Bovendien zouden de Amerikaanse exporteurs, en niet de Europese importeurs, de belasting betalen, waardoor de bedrijfskosten en consumentenprijzen in de VS zouden stijgen. En dan hebben we het nog niet eens over de gemiste kans om economische stimulansen te bieden om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen door de relatieve prijzen van koolstofintensieve goederen te veranderen.
Er is een betere manier om te reageren. Waarom niet toegeven dat de EU het wereldwijde klimaatbeleid bepaalt en feitelijk een wereldwijde ‘klimaatclub’ heeft opgericht? De VS hebben hun leidende rol in dit opzicht opgegeven, dus waarom zouden we het voorbeeld van het blok niet volgen? De komende drie jaar zouden Amerikaanse beleidsmakers een koolstofprijsmechanisme kunnen creëren dat overeenkomt met het programma van de EU en zo een vrijstelling kunnen verkrijgen om de juiste reden – omdat ze lid zijn geworden van de club. Zowel de Amerikaanse economie als de planeet zouden er baat bij hebben.
De CBAM is een vroege en veelbelovende benadering van het voorstel dat William D. Nordhaus, winnaar van de Nobelprijs voor de economie, bepleitte in ‘Climate Club: Overcoming Free-riding in International Climate Policy,’ zijn artikel uit 2015 in de American Economic Review. Nordhaus erkende de neiging van landen – die zich manifesteerde in het ter ziele gegane Kyoto-protocol – om gratis mee te liften wanneer internationale klimaatovereenkomsten geen consequenties kennen voor niet-naleving, en stelde dat een klimaatclub, met kleine handelsboetes voor niet-deelnemers, ‘tot een grote stabiele coalitie met hoge reductieniveaus kan leiden.’
Nordhaus had gedacht dat China en de VS de eerste leden van zo’n club zouden zijn, maar dat is geen noodzakelijke voorwaarde. De EU heeft de economische en politieke macht om ‘hoge reductieniveaus’ te produceren en tegelijkertijd de boetes zo laag mogelijk te houden. Voor Amerikaanse beleidsmakers is aansluiting bij de EU-aanpak van koolstofbeprijzing de verstandigste weg vooruit voor zowel de binnenlandse economie als de internationale klimaatagenda, in plaats van deze af te wijzen.
Vertaling: Menno Grootveld