nye259_JUNG YEON-JEAFP via Getty Images_northkoreanuclear Jung Yeon-je/AFP via Getty Images

Het non-proliferatieprobleem

CAMBRIDGE – Avril Haines, de directeur van de Amerikaanse nationale inlichtingendienst, waarschuwde onlangs dat ‘Rusland’s behoefte aan steun in de context van Oekraïne het land heeft gedwongen een aantal langgezochte concessies te doen aan China, Noord-Korea en Iran, met het potentieel om onder meer lang gekoesterde non-proliferatienormen te ondermijnen.’

Hoeveel maakt dit uit? Sommige theoretici staan al langer sceptisch tegenover pogingen om de verspreiding van kernwapens te beperken en beweren zelfs dat proliferatie een stabiliserende kracht kan zijn. Als de verschrikkingen die gepaard gaan met kernwapens één van de redenen zijn waarom er sinds 1945 geen oorlogen meer zijn geweest tussen de grote mogendheden, zo redeneren ze, dan kan hetzelfde effect misschien worden gerepliceerd op regionaal niveau. India en Pakistan hebben in de jaren negentig een nucleair evenwicht ontwikkeld en tot nu toe hebben zich geen rampzalige gevolgen voorgedaan.

Maar zou behoedzaamheid nog steeds zegevieren in een wereld van ‘nucleair bewapende stekelvarkens’? De Amerikaanse president John F. Kennedy dacht van niet. Zoals hij het verwoordde tijdens een persconferentie in maart 1963:

‘Omdat de hele geschiedenis van de oorlog, en de geschiedenis van het menselijk ras in het algemeen, helaas veel meer oorlog dan vrede te zien heeft gegeven, met kernwapens verspreid over de hele wereld, en naar believen beschikbaar, en met de sterke tegenzin van volkeren om een nederlaag te accepteren, voorzie ik de mogelijkheid dat de president van de Verenigde Staten in de jaren zeventig een wereld onder ogen zal moeten zien waarin vijftien of twintig of vijfentwintig naties deze wapens kunnen hebben. Ik beschouw dat als het grootst mogelijke gevaar.’

Later dat jaar tekende Kennedy een verdrag dat atmosferische kernproeven verbood, wat de weg vrijmaakte voor het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) uit 1968, dat nu 191 lidstaten telt. De vijf erkende kernwapenstaten van het verdrag – de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië, Frankrijk en China – beloofden geen kernwapens te verspreiden en de 186 andere leden beloofden geen kernwapens te ontwikkelen. Israël, India en Pakistan weigerden het Non-Proliferatieverdrag te ondertekenen en ontwikkelden kernwapens; Noord-Korea ondertekende het verdrag wel, maar trok zich vervolgens terug om zijn nucleaire programma te ontwikkelen.

Dat brengt het totaal van nucleair bewapende staten op negen, wat verre van perfect is, maar veel beter dan wat Kennedy voorspelde. Verdedigers van dit onvolmaakte regime beweren dat de verspreidingssnelheid net zo belangrijk is als het aantal staten dat de bom bezit, omdat een grotere voorspelbaarheid het vooruitzicht op het behoud van stabiliteit verbetert. Saoedi-Arabië heeft al gedreigd kernwapens te ontwikkelen als Iran dat doet. Als er regionale cascades van nieuwe nucleair bewapende staten ontstaan, neemt de kans op ongelukken en misrekeningen aanzienlijk toe.

PS Events: Climate Week NYC 2024
image (24)

PS Events: Climate Week NYC 2024

Project Syndicate is returning to Climate Week NYC with an even more expansive program. Join us live on September 22 as we welcome speakers from around the world at our studio in Manhattan to address critical dimensions of the climate debate.

Register Now

Haines noemde expliciet Iran en Noord-Korea. Voor beide staten golden sancties van de Verenigde Naties waaraan China, Rusland en het Westen meewerkten. Tot voor kort had Rusland een lange geschiedenis van steun aan non-proliferatie. Niet alleen ondertekende het land het Non-Proliferatieverdrag, maar het nam ook de richtlijnen van de Groep van Nucleaire Exportlanden uit 1978 aan, waarin leveranciers van civiele nucleaire apparatuur ermee instemden om voorzichtig te zijn met hun exportbeleid. Nu Vladimir Poetin echter afhankelijk wordt van Noord-Koreaanse militaire voorraden om zijn oorlog in Oekraïne te ondersteunen, heeft hij een einde gemaakt aan de Russische samenwerking op het gebied van non-proliferatie.

Iran heeft al heel lang een kernwapenprogramma op basis van verrijkt uranium, maar bij vlagen is dat onder druk van buitenaf komen te staan. Het regime is zo voorzichtig geweest om de productie van hoogverrijkt uranium onder de drempel te houden die nodig is om een kernwapenarsenaal te op te bouwen. Maar met Rusland dat vertrouwt op Iraanse drones, China dat vertrouwt op Iraanse olie en Donald Trump die in 2018 de Iraanse nucleaire deal op een dwaze manier heeft geschrapt, is de internationale samenwerking op het gebied van non-proliferatie ook hier stukgelopen.

Bovendien geloven sommigen (waarschijnlijk ten onrechte) dat Rusland Oekraïne niet zou zijn binnengevallen als de Oekraïners de kernwapens hadden gehouden die ze erfden toen de Sovjet-Unie instortte. Als deze veronderstelling terrein wint, zullen de vooruitzichten voor non-proliferatie verslechteren.

Ik moet denken aan een gelijkaardige situatie in het verleden (die ik terughaal in mijn memoires, A Life in the American Century). Na de oliecrisis van 1973 was de conventionele wijsheid dat de wereld zich op kernenergie zou moeten richten. Maar omdat velen (ten onrechte) geloofden dat de wereld zonder uranium zou komen te zitten, richtte iedereen zijn vizier op opgewerkt plutonium – een bijproduct van de verbranding van uranium in kernreactoren.

Prognoses uit die tijd duidden erop dat zo’n 46 landen tegen 1990 plutonium zouden opwerken. In dat geval zou de wereld overspoeld worden met materiaal dat geschikt is voor wapens, en zou het risico op nucleaire proliferatie en nucleair terrorisme catastrofaal toenemen. In 1974 was India de eerste staat buiten de vijf die in het Non-Proliferatieverdrag genoemd werden, die een ‘vreedzame kernexplosie’ teweegbracht.

Kort daarna stemde Frankrijk in met de verkoop van een plutoniumverwerkingsfabriek aan Pakistan, waar premier Zulfikar Ali Bhutto had gezworen dat zijn land gras zou eten voordat India een nucleair monopolie in Zuid-Azië zou ontwikkelen. In Latijns-Amerika verkocht Duitsland een uraniumverrijkingsfabriek aan Brazilië en Argentinië keek naar plutonium. Terwijl veel andere landen in stilte hun opties onderzochten, leek het alsof er een nucleaire wapenwedloop aan de gang was.

Gelukkig kwam het er nooit van. De Amerikaanse president Jimmy Carter voerde een non-proliferatiebeleid dat erin slaagde de vaart erin te houden. Slechts twee extra landen hebben sinds de jaren zeventig de bom ontwikkeld, in plaats van de 25 waar Kennedy bang voor was. Terwijl iedereen aannam dat er niet veel kon worden gedaan aan de proliferatie, dacht Carter daar anders over. Dankzij de inspanningen van zijn regering werden de Frans-Pakistaanse en Duits-Braziliaanse akkoorden in de kiem gesmoord. De VS richtten een internationale commissie op om de nucleaire brandstofcyclus te bestuderen, en dit verminderde het momentum in de richting van het opwerken van plutonium en het gebruik van ‘kweekreactoren.’

Degenen die twijfels hebben over de levensvatbaarheid van non-proliferatie zouden deze geschiedenisles in overweging moeten nemen. Zelfs als de proliferatie niet gestopt kan worden, kan zij wel vertraagd worden, en dat kan het hele verschil maken.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/wtpWzy7nl