cliffe6_GEOFF CADDICKAFP via Getty Images_greentaxcar Geoff Caddick/AFP via Getty Images

Een pleidooi voor groene consumentenbelastingen

LONDEN – Veel regeringen, die een groen en inclusief herstel na de pandemie willen bevorderen, hebben de slogan ʻBuild Back Betterʼ (ʻBeter Terugbouwenʼ) omarmd. Tot dusver hebben de beleidsmakers zich geconcentreerd op het verhogen van de overheidsuitgaven om de klimaat- en milieuproblemen aan te pakken en banen te scheppen voor kansarmen. Maar begrotingsconservatieven vrezen dat economieën door de stijging van de rode cijfers in hun schuldenlasten zullen verdrinken, en dat zich een terugslag op de financiële markten zal voordoen.

Nu de pandemie nog niet voorbij is, is het niet verwonderlijk dat politici de stemming niet nog verder willen bederven door over belastingverhogingen te praten. Maar voor de sociaal duurzame verschuiving die zij zeggen na te streven zullen hervormingen van de overheidsinkomsten nodig zijn.

Voorlopig gaat het huidige belastingdebat meer over de mix van belastingen dan over de hoogte ervan. Het gaat om slimmere en niet om hogere belastingen. De sleutel is hier een verschuiving van het belasten van arbeid naar het belasten van het gebruik van grondstoffen. Beleidsmakers moeten daarom overwegen progressieve verbruiksbelastingen op grondstofintensieve goederen in te voeren.

Dit is geen nieuw idee. Economen beweren al langer dat het efficiënter en rechtvaardiger zou zijn om verlagingen van de inkomstenbelasting te financieren door het grondstoffengebruik en milieuschade te belasten. Dergelijke belastingen zouden iets doen aan het falen van de markt om vervuilers te straffen voor de kosten die zij de samenleving berokkenen.

Gevestigde belangen hebben dergelijke voorstellen tientallen jaren lang afgeweerd. Maar nu we de meervoudige ontwrichtingen door toedoen van de pandemie achter ons hebben, zien we de omvang en reikwijdte van overheidsmaatregelen, bedrijfsmodellen en onze persoonlijke levensstijl in een radicaal nieuw licht. Er is nu een echte kans op verandering.

Een efficiënte manier om de opwarming van de aarde tegen te gaan, zou het verhogen van de prijs van koolstofdioxide-emissies zijn door koolstofheffingen in te voeren of het aanbod van verhandelbare emissierechten te beperken, en tegelijk de reeds lang bestaande subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen. In de aanloop naar de klimaattop COP26 van de Verenigde Naties in Glasgow in november zal hierover veel worden gediscussieerd.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Maar de bredere ecologische en sociale uitdagingen waarmee de ʻBuild Back Betterʼ-agenda wordt geconfronteerd, gaan verder dan de noodzaak om de transitie van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie te versnellen. Dit is waar groene verbruiksbelastingen een rol kunnen spelen.

Hoewel koolstofheffingen de prijzen van grondstofintensieve goederen via de aanbodketens zouden opdrijven, zou het effect op de productie, het gebruik en de verwijdering van niet-energetische hulpbronnen beperkt en indirect zijn. Vanuit het oogpunt van de consument zijn CO2-emissies een onzichtbare vijand. Directe consumentenbelastingen die duidelijk verband houden met de schade die wordt veroorzaakt door de goederen die mensen kopen, gebruiken en dumpen, zouden transparanter en begrijpelijker zijn.

Door groene belastingen te koppelen aan het gewicht en de omvang van goederen kan een duidelijker verband worden gelegd met het gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen, en kunnen sociale normen worden bijgestuurd. Mensen die in grotere autoʼs rijden of in grotere huizen wonen, zouden dan meer betalen, waardoor kleinere opties aantrekkelijker worden. Dit zou producenten ook aanmoedigen om te innoveren, minder grondstofintensieve ʻcirculaireʼ methoden toe te passen, en diensten aan te bieden waarbij consumenten activa kunnen delen in plaats van bezitten.

Ook dit is geen nieuw idee: de econoom E.F. Schumacher omarmde het al in 1973, in zijn boek Small Is Beautiful. Sindsdien heeft met name Amerika een liefdesrelatie met alles wat groot is ontwikkeld. Maar het is duidelijk dat we niet kunnen en mogen streven naar een wereld waarin elk huishouden een landhuis bewoont en een SUV van tweeënhalve ton voor de deur heeft staan. Het invoeren van geleidelijk hogere belastingen op de aankoop en het gebruik van grote duurzame consumptiegoederen zoals autoʼs en huizen zou de consument ertoe aanzetten zich een duurzamer uitgavenpatroon aan te meten.

Zoals iedere belastingverhoging zullen deze hogere belastingen natuurlijk op hevig verzet stuiten. Maar de motivering voor de belastingen zou duidelijk zijn en, wat cruciaal is, billijk. En het progressieve karakter van de belasting impliceert dat de lasten onevenredig zwaar zouden worden gedragen door de hogere inkomens die meer grote, grondstofintensieve goederen consumeren.

Volgens één schatting was in 2015 de rijkste 10 procent van de wereldbevolking verantwoordelijk voor 52 procent van de cumulatieve CO2-uitstoot, waarbij de bovenste 1 procent alleen al 15 procent voor zijn rekening nam. Het zwaar belasten van de materialen en energie die zij verbruiken, kan aan de rijken worden verkocht als een beter verteerbare optie dan hogere inkomens- of vermogensbelastingen.

De pandemie en de daarmee gepaard gaande lockdowns hebben ons een idee gegeven van de gevaren van buitensporige consumptie en mobiliteit. Hoewel mensen sommige van hun nieuwe, afgedwongen gewoonten zullen laten vallen zodra de pandemie voorbij is, zullen velen inzien dat hun geluk en welzijn beter gediend zijn met interactie met anderen dan met het vergaren van meer spullen.

Een nog krachtigere manier voor overheden om steun te verwerven voor nieuwe verbruiksbelastingen zou het sluiten van een ʻGreen Grand Bargainʼ (ʻGroene Grote Overeenkomstʼ) met het publiek zijn, waarvan de opbrengsten gebruikt kunnen worden voor een versnelling van de ʻBuild Back Betterʼ-agenda. Met de opbrengsten van dergelijke belastingen zou bijvoorbeeld een verlaging van de belastingen op arbeid kunnen worden gefinancierd, met name voor de laagstbetaalden. Dit zou het pakket dubbel progressief maken.

Eén optie is een ʻkoolstofdividend,ʼ waarbij huishoudens een vast inkomen ontvangen dat wordt gefinancierd uit de opbrengsten van de groene belasting. Dit zou in onevenredige mate ten goede komen aan de armere huishoudens.

Een andere mogelijkheid is de nieuwe inkomsten te gebruiken om de belastingen te verlagen of de subsidies voor diensten en groene producten te verhogen. De pandemische lockdowns hebben lokale bedrijven en diensten ernstig geschaad, vooral in de restaurant-, vrijetijds- en horecasector.

In dezelfde geest zouden overheden een deel van de belastingopbrengsten kunnen gebruiken om groene investeringen te financieren, onder meer door steun te verlenen aan gezinnen die investeren in elektrische voertuigen (vooral kleine) en energiesystemen voor thuisgebruik. De middelen zouden ook kunnen worden gebruikt voor investeringen van bedrijven en overheden in de noodzakelijke infrastructuur, en in onderzoek en ontwikkeling.

Bovendien zal het begrotingsbeleid in de leidende economieën van de wereld vooralsnog expansief blijven. Dit betekent dat het invoeren van groene verbruiksbelastingen geleidelijk over een aantal jaren kan worden uitgesmeerd, waarbij de besteding van de opbrengsten mogelijk naar voren kan worden geschoven, als een aanbetaling op de Green Grand Bargain.

Dit zou de overheidstekorten op de korte termijn opdrijven, maar een duurzamer herstel op gang helpen brengen. Nu politici zich meer dan ooit richten op de behoeften van mensen en de planeet, is de tijd rijp voor een ambitieuzere agenda om het belastingstelsel groener te maken.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/PgyB1MTnl