atuguba1_Matthew HorwoodGetty Images_elderlywomencovid Matthew Horwood/Getty Images

Een mondiale instelling voor een vergrijzende wereld

KAAPSTAD/CAMBRIDGE/LONDEN – Door de COVID-19-pandemie is de wereldwijde vergrijzing niet meer te negeren. Deze pandemie is de eerste die zich voordoet sinds het deel van de wereldbevolking dat ouder is dan 65 jaar groter is dan het deel dat jonger is dan vijf jaar; daarnaast neemt de COVID-19-gerelateerde mortaliteit sterk toe met de leeftijd.

Het snijpunt van de pandemie en deze nieuwe demografische realiteit heeft een hiaat in onze mondiale governance-architectuur blootgelegd. Er is geen enkele internationale instelling die verantwoordelijk is voor het waarborgen van de rechten en het behartigen van de belangen van de snelst groeiende leeftijdsgroep ter wereld – de mensen van 65 jaar en ouder. Deze institutionele lacune heeft bijgedragen tot het uitblijven van een eensgezinde wereldwijde reactie op een mondiale pandemie die deze bevolkingsgroep onevenredig zwaar heeft getroffen. Inconsistente vaccinatie is het meest in het oog springende symptoom, maar er zijn nog vele andere dimensies van kwetsbaarheid. In landen met lage inkomens werkt bijvoorbeeld 46 procent van de mensen die 65 jaar zijn en ouder, en zijn zij zelden een beleidsprioriteit.

Andere bevolkingsgroepen worden niet verwaarloosd. Het Kinderfonds van de Verenigde Naties (UNICEF) richt zich op de behoeften en rechten van kinderen, UN Women bevordert gendergelijkheid en empowerment van vrouwen, het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties richt zich op kwesties van seksuele en reproductieve gezondheid, en de Internationale Arbeidsorganisatie ziet toe op de arbeidsomstandigheden van werknemers. Een organisatie die de nadruk legt op de oudere bevolking ontbreekt. Hoewel ouderen impliciet onder de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948 vallen, betekent het ontbreken van een expliciete focus op hen, in combinatie met demografische veranderingen, dat zij een groeiend deel uitmaken van de meest kwetsbare mensen ter wereld.

Om het verschil te zien dat de oprichting van een instelling die zich richt op ouderen zou kunnen maken, moeten we kijken naar wat UNICEF voor kinderen heeft gedaan. Sinds 1990 is het sterftecijfer van kinderen jonger dan vijf jaar met bijna 60 procent gedaald. Hoewel tal van factoren hiervoor verantwoordelijk zijn, hebben de pleitbezorging van UNICEF en vaccinatieprogrammaʼs aanzienlijk bijgedragen tot deze spectaculaire verbetering.

De redenen voor de huidige institutionele kloof zijn historisch. De wereldbevolking was heel anders gestructureerd toen de Verenigde Naties en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in de jaren veertig werden opgericht. In 1950 waren er ongeveer zeven keer meer kinderen onder de 15 jaar dan mensen van 65 jaar en ouder. Maar in 2050 zullen deze twee leeftijdsgroepen ongeveer even groot zijn, met 1,5 miljard mensen van 65 jaar en ouder – bijna het dubbele van het aantal kinderen dat leefde bij de oprichting van de VN en de WHO.

Om deze lacune in het wereldbestuur op te vullen zijn twee initiatieven nodig: een VN-verdrag inzake de rechten van ouderen, om een kader te bieden voor de aanpak van economische en sociale ongelijkheden en kwetsbaarheden, en een internationaal agentschap, zoals een VN-programma voor ouderen (UNPOP). Veel van de activiteiten van deze UNPOP zouden overeenkomen met die van UNICEF. UNPOP zou UNICEF ook volgen bij het beschermen van de meest kwetsbaren en het aanpakken van misbruik en uitbuiting.

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Introductory Offer: Save 30% on PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Een belangrijk aandachtspunt zou onvermijdelijk de gezondheidszorg zijn – waar de behoefte groot is en de kloof aanzienlijk. De wereld was grotendeels onvoorbereid op de COVID-19-pandemie. Zij kan het zich niet veroorloven onvoorbereid te zijn op de toenemende trend van leeftijdsgebonden ziekten als gevolg van ongekende, maar zeer waarschijnlijke, demografische verschuivingen.

Helaas hebben drie veel voorkomende misverstanden de wereldleiders ervan weerhouden de institutionele kloof te dichten. Om te beginnen wordt vergrijzing over het algemeen gezien als een probleem dat vooral de rijke landen treft. Hoewel landen met hoge inkomens momenteel het hoogste percentage mensen van 60 jaar en ouder hebben, wonen de meeste mensen in dat leeftijdscohort in landen met lage en middeninkomens. Er zijn 308 miljoen mensen in deze leeftijdsgroep in hoge-inkomenslanden, tegenover 322 miljoen in lage- en lagere-midden-inkomenslanden en nog eens 419 miljoen in hogere-midden-inkomenslanden.

Dit leidt tot een tweede misverstand: dat landen met een grote jongerenbevolking zich geen zorgen hoeven te maken over de vergrijzing van de samenleving. Maar dat moeten ze wel. De wereldwijde levensverwachting is tussen 1913 en 2019 gestegen van 34 naar 73 jaar, dus het doel moet niet alleen zijn om aan de behoeften van de huidige oudere bevolkingsgroepen te voldoen, maar ook om ervoor te zorgen dat toekomstige oudere bevolkingsgroepen zo gezond en productief mogelijk zijn.

Deze toekomstgerichte benadering brengt het derde misverstand aan het licht, dat tot uiting komt in het feit dat het verouderingsproces niet vanuit het oogpunt van de levensfasen wordt bekeken. Om gezond ouder worden mogelijk te maken moet men zich richten op alle fasen van het leven, van prenatale zorg tot zorg aan het einde van het leven. Aangezien jongeren de langste levens zullen leiden, is deze benadering noodzakelijk om een rechtvaardige lastenverdeling tussen de generaties tot stand te brengen en te voorkomen dat de ongelijkheid in de loop van het leven toeneemt.

Hoewel UNPOP zich in de eerste plaats moet richten op de rechten van ouderen en met name op de ondersteuning van de meest kwetsbare groepen onder hen, zijn er ook bredere voordelen te behalen. Verbeteringen in de gezondheid hebben in het verleden de economische groei ondersteund, en het is redelijk te denken dat dit ook voor de oudere bevolking zou kunnen gelden. Een zesde van de wereldberoepsbevolking is momenteel 55 jaar of ouder, en dit aandeel zal naar verwachting nog verder stijgen. Een gerichte agenda voor ouderen zou landen dus helpen macro-economische winst te behalen.

Het groeiende aantal ouderen en de grotere kans dat jongeren oud worden, betekent dat in veel te veel landen de bestaande vormen van sociale ondersteuning onderontwikkeld zijn. Deze kloof op nationaal niveau is een reden te meer voor een wereldwijd pleitbezorgingsorgaan voor de verspreiding van best practices.

Wil de institutionele architectuur van de wereld niemand achterlaten, dan moet zij zich aanpassen aan haar veranderende demografische structuur. Het mandaat van de VN moet uitdrukkelijk worden uitgebreid om dat voor elkaar te krijgen.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/dfY5eLHnl