GENÈVE – Mensen zijn niet alleen afhankelijk van de natuur, we maken er ook deel van uit. Inheemse volkeren en lokale gemeenschappen begrijpen dit en handelen als verantwoordelijke rentmeesters van hun natuurlijke omgeving. Als we erin willen slagen de klimaatverandering te matigen en ons eraan aan te passen, maar ook het verlies aan biodiversiteit een halt toe te roepen en om te buigen, en een levendige en gezonde planeet door te geven aan toekomstige generaties, moeten we leren van deze natuurbeschermers en hen steunen.
Natuurbehoud is afhankelijk van een complexe reeks factoren, waaronder onderwijs en bewustwording, handhaving van rechten en wetten, en effectieve beleidsvorming en financiering. Maar het is de financiering – en in het bijzonder de vraag hoe het jaarlijkse financieringstekort van 700 miljard dollar voor biodiversiteit tegen 2030 kan worden gedicht – die centraal staat op de Convention on Biological Diversity van de Verenigde Naties, die deze week plaatsvindt in het Colombiaanse Cali.
Een van de innovatieve financieringsmechanismen die de aandacht hebben getrokken als mogelijke oplossing bestaat uit zogenoemde ‘biodiversiteitscredits.’ Dergelijke credits zijn er in veel verschillende vormen, maar ze zijn allemaal in essentie een marktmechanisme dat degenen beloont die geld steken in natuurbehoud en -herstel. In de kern van de zaak geven ze degenen die in de natuur investeren een robuust ‘krediet’ voor hun positieve impact op het land dat behouden of hersteld is. Dit krediet kan worden gebruikt om aan te tonen dat relevante wetten worden nageleefd, om de productiviteit van de natuur te verbeteren of om een goede reputatie op te bouwen.
Als ze effectief worden gebruikt, kunnen biodiversiteitscredits financiële middelen doorsluizen naar inheemse natuurbeheerders, hun materiële omstandigheden verbeteren en de legitimiteit van hun cruciale rol in het milieubeheer versterken. Door een ‘prijskaartje’ te hangen aan de natuur, kunnen dergelijke credits bedrijven bovendien aanmoedigen om er beter op te letten dat ze de biodiversiteit niet ondermijnen.
Maar er is geen garantie dat biodiversiteitscredits hun potentieel zullen waarmaken. Want hoewel andere markten van publiek belang kunnen en zouden moeten werken, doen ze dat vaak juist niet. Denk maar aan de vrijwillige koolstofmarkten, die er op papier geweldig uitzien, maar soms hun belofte niet hebben waargemaakt – wat zowel de gevaren als het potentieel van marktgebaseerde oplossingen aantoont. Als de markten voor biodiversiteitscredits succesvoller willen zijn, moeten ze beter worden ontworpen, robuust worden geïmplementeerd en effectief worden beheerd. Inheemse volkeren, die de echte waarde van de natuur onderkennen, moeten centraal staan in dit proces – en niet alleen maar geraadpleegd worden.
Deze erkenning heeft vorig jaar geleid tot de oprichting van het International Advisory Panel on Biodiversity Credits. Het panel, dat bestaat uit ongeveer twee dozijn deskundigen op het gebied van milieu, beleid, handel en financiën, natuurbeschermers, activisten van lokale gemeenschappen en inheemse leiders (waaronder de auteurs van dit artikel), kreeg de opdracht om een kader te ontwerpen voor biodiversiteitscreditmarkten die op geloofwaardige wijze voordelen kunnen opleveren voor natuur, klimaat en mensen. Daartoe hebben we ruim een jaar lang honderden belanghebbenden geraadpleegd, onderzoek van derden bestudeerd, eigen onderzoek uitgevoerd en lopende proefprogramma’s voor biodiversiteitscredits geanalyseerd.
Onze conclusies zijn duidelijk. Ja, biodiversiteitscredits zouden hun belofte waar kunnen maken om fondsen door te sluizen naar natuurbehoud en -herstel, om bedrijven aan te moedigen natuurpositieve activiteiten te ontplooien, en om de behoeften en belangen van de meest effectieve natuurbeheerders te ondersteunen. Maar zonder een passend marktontwerp en -beheer zullen ze dat niet doen – en kunnen ze schade berokkenen. Daarom doen we vijf aanbevelingen, allemaal ondersteund door praktijkvoorbeelden en praktische richtlijnen.
In de eerste plaats zouden er, in tegenstelling tot koolstofmarkten, geen wereldwijd verhandelbare biodiversiteitscompensaties moeten zijn. Deze regeling zou claims beperken tot entiteiten die daadwerkelijk in de natuur hebben geïnvesteerd.
In de tweede plaats moeten biodiversiteitsmarkten niet voornamelijk vrijwillig zijn, zoals koolstofmarkten. In plaats daarvan moet overheidsbeleid – op nationaal, regionaal, lokaal en gemeentelijk niveau – de snelle schaalvergroting van de vraag en het effectieve gebruik ervan ondersteunen. Maatregelen kunnen gebaseerd zijn op naleving, belastingprikkels inhouden of gekoppeld zijn aan voorwaarden op het gebied van de financiering en de toeleveringsketen.
In de derde plaats zouden biodiversiteitscredits alleen mogen worden gekocht en verkocht als er duidelijk bewijs is dat de rechten van de lokale bevolking – inclusief de rechten die zijn vastgelegd in de VN-verklaring over de rechten van inheemse volkeren – zijn gerespecteerd. In de vierde plaats moet er een bodemprijs worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat, zelfs op het minimumniveau, biodiversiteitscredits de rentmeesters van de natuur voldoende financiering bieden. Ten slotte moet er worden gezorgd voor een billijke toegang tot de markten; de invoering van radicalere benaderingen van transparantie over waar en hoe geld wordt geïnvesteerd en teruggegeven, samen met investeringen in de opbouw van de capaciteit van natuurbeheerders om te onderhandelen over de waarde van het natuurkapitaal, kan hierbij helpen.
Alle nieuwe mechanismen voor de financiering van natuurbehoud en -herstel, met inbegrip van biodiversiteitscredits, moeten voorzichtig worden ingevoerd. Dit betekent dat we moeten leren van fouten uit het verleden, en inclusiviteit en effectief beheer moeten integreren in het ontwerp. Maar het betekent niet dat we geen haast moeten maken. Integendeel, we moeten nu handelen – voordat het land zijn vermogen om te produceren verliest, de rivieren opdrogen en de beschikbare financiële middelen niet langer toereikend zijn om de aangerichte schade te herstellen.
Vertaling: Menno Grootveld
GENÈVE – Mensen zijn niet alleen afhankelijk van de natuur, we maken er ook deel van uit. Inheemse volkeren en lokale gemeenschappen begrijpen dit en handelen als verantwoordelijke rentmeesters van hun natuurlijke omgeving. Als we erin willen slagen de klimaatverandering te matigen en ons eraan aan te passen, maar ook het verlies aan biodiversiteit een halt toe te roepen en om te buigen, en een levendige en gezonde planeet door te geven aan toekomstige generaties, moeten we leren van deze natuurbeschermers en hen steunen.
Natuurbehoud is afhankelijk van een complexe reeks factoren, waaronder onderwijs en bewustwording, handhaving van rechten en wetten, en effectieve beleidsvorming en financiering. Maar het is de financiering – en in het bijzonder de vraag hoe het jaarlijkse financieringstekort van 700 miljard dollar voor biodiversiteit tegen 2030 kan worden gedicht – die centraal staat op de Convention on Biological Diversity van de Verenigde Naties, die deze week plaatsvindt in het Colombiaanse Cali.
Een van de innovatieve financieringsmechanismen die de aandacht hebben getrokken als mogelijke oplossing bestaat uit zogenoemde ‘biodiversiteitscredits.’ Dergelijke credits zijn er in veel verschillende vormen, maar ze zijn allemaal in essentie een marktmechanisme dat degenen beloont die geld steken in natuurbehoud en -herstel. In de kern van de zaak geven ze degenen die in de natuur investeren een robuust ‘krediet’ voor hun positieve impact op het land dat behouden of hersteld is. Dit krediet kan worden gebruikt om aan te tonen dat relevante wetten worden nageleefd, om de productiviteit van de natuur te verbeteren of om een goede reputatie op te bouwen.
Als ze effectief worden gebruikt, kunnen biodiversiteitscredits financiële middelen doorsluizen naar inheemse natuurbeheerders, hun materiële omstandigheden verbeteren en de legitimiteit van hun cruciale rol in het milieubeheer versterken. Door een ‘prijskaartje’ te hangen aan de natuur, kunnen dergelijke credits bedrijven bovendien aanmoedigen om er beter op te letten dat ze de biodiversiteit niet ondermijnen.
Maar er is geen garantie dat biodiversiteitscredits hun potentieel zullen waarmaken. Want hoewel andere markten van publiek belang kunnen en zouden moeten werken, doen ze dat vaak juist niet. Denk maar aan de vrijwillige koolstofmarkten, die er op papier geweldig uitzien, maar soms hun belofte niet hebben waargemaakt – wat zowel de gevaren als het potentieel van marktgebaseerde oplossingen aantoont. Als de markten voor biodiversiteitscredits succesvoller willen zijn, moeten ze beter worden ontworpen, robuust worden geïmplementeerd en effectief worden beheerd. Inheemse volkeren, die de echte waarde van de natuur onderkennen, moeten centraal staan in dit proces – en niet alleen maar geraadpleegd worden.
Deze erkenning heeft vorig jaar geleid tot de oprichting van het International Advisory Panel on Biodiversity Credits. Het panel, dat bestaat uit ongeveer twee dozijn deskundigen op het gebied van milieu, beleid, handel en financiën, natuurbeschermers, activisten van lokale gemeenschappen en inheemse leiders (waaronder de auteurs van dit artikel), kreeg de opdracht om een kader te ontwerpen voor biodiversiteitscreditmarkten die op geloofwaardige wijze voordelen kunnen opleveren voor natuur, klimaat en mensen. Daartoe hebben we ruim een jaar lang honderden belanghebbenden geraadpleegd, onderzoek van derden bestudeerd, eigen onderzoek uitgevoerd en lopende proefprogramma’s voor biodiversiteitscredits geanalyseerd.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Onze conclusies zijn duidelijk. Ja, biodiversiteitscredits zouden hun belofte waar kunnen maken om fondsen door te sluizen naar natuurbehoud en -herstel, om bedrijven aan te moedigen natuurpositieve activiteiten te ontplooien, en om de behoeften en belangen van de meest effectieve natuurbeheerders te ondersteunen. Maar zonder een passend marktontwerp en -beheer zullen ze dat niet doen – en kunnen ze schade berokkenen. Daarom doen we vijf aanbevelingen, allemaal ondersteund door praktijkvoorbeelden en praktische richtlijnen.
In de eerste plaats zouden er, in tegenstelling tot koolstofmarkten, geen wereldwijd verhandelbare biodiversiteitscompensaties moeten zijn. Deze regeling zou claims beperken tot entiteiten die daadwerkelijk in de natuur hebben geïnvesteerd.
In de tweede plaats moeten biodiversiteitsmarkten niet voornamelijk vrijwillig zijn, zoals koolstofmarkten. In plaats daarvan moet overheidsbeleid – op nationaal, regionaal, lokaal en gemeentelijk niveau – de snelle schaalvergroting van de vraag en het effectieve gebruik ervan ondersteunen. Maatregelen kunnen gebaseerd zijn op naleving, belastingprikkels inhouden of gekoppeld zijn aan voorwaarden op het gebied van de financiering en de toeleveringsketen.
In de derde plaats zouden biodiversiteitscredits alleen mogen worden gekocht en verkocht als er duidelijk bewijs is dat de rechten van de lokale bevolking – inclusief de rechten die zijn vastgelegd in de VN-verklaring over de rechten van inheemse volkeren – zijn gerespecteerd. In de vierde plaats moet er een bodemprijs worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat, zelfs op het minimumniveau, biodiversiteitscredits de rentmeesters van de natuur voldoende financiering bieden. Ten slotte moet er worden gezorgd voor een billijke toegang tot de markten; de invoering van radicalere benaderingen van transparantie over waar en hoe geld wordt geïnvesteerd en teruggegeven, samen met investeringen in de opbouw van de capaciteit van natuurbeheerders om te onderhandelen over de waarde van het natuurkapitaal, kan hierbij helpen.
Alle nieuwe mechanismen voor de financiering van natuurbehoud en -herstel, met inbegrip van biodiversiteitscredits, moeten voorzichtig worden ingevoerd. Dit betekent dat we moeten leren van fouten uit het verleden, en inclusiviteit en effectief beheer moeten integreren in het ontwerp. Maar het betekent niet dat we geen haast moeten maken. Integendeel, we moeten nu handelen – voordat het land zijn vermogen om te produceren verliest, de rivieren opdrogen en de beschikbare financiële middelen niet langer toereikend zijn om de aangerichte schade te herstellen.
Vertaling: Menno Grootveld