WASHINGTON, DC/ABUJA – In zijn inaugurele rede in mei kondigde de Nigeriaanse president Bola Tinubu het einde aan van de decennialange brandstofsubsidies van het land. Dit is niet de eerste keer dat Nigeria probeert af te stappen van dit beleid, dat desastreuze gevolgen heeft gehad voor de economie en het klimaat. Wat wel nieuw is, is de passiviteit van de gewone burgers. Nadat het Nigeria Labour Congress plannen had aangekondigd voor een landelijke staking, keerde het op zijn schreden terug en zijn er geen andere grote protesten uitgebroken.
Het was op zijn zachtst gezegd een ongewone reactie, aangezien sterke stijgingen van de brandstofprijzen vaak tot rellen leiden. Toen toenmalig president Goodluck Jonathan in 2012 probeerde om de brandstofsubsidies in Nigeria af te schaffen, dwongen wijdverbreide betogingen en een landelijke staking hem om zijn plannen in te trekken. Op dezelfde manier dwongen gewelddadige protesten de voormalige president van Ecuador, Lenín Moreno, om de brandstofsubsidies weer in te voeren, kort nadat hij ze in 2019 had afgeschaft. Volgens de BBC gingen tussen januari en september 2022 mensen in ruim negentig landen de straat op vanwege de kosten of beschikbaarheid van brandstof.
Om onrust onder de bevolking te voorkomen, pleit het Internationaal Monetair Fonds voor een geleidelijke afschaffing van de brandstofsubsidies, in combinatie met gerichte maatregelen om de meest kwetsbaren te beschermen. Maar als regeringen geen ervaring hebben met het implementeren van sociale vangnetprogramma’s, zullen burgers vaak geen vertrouwen hebben in de transitie en meer weerstand tonen tegen hervormingen.
Aangezien het vertrouwen in de overheid in Nigeria een van de laagste in Afrika is, zou men een sterkere oppositie van de bevolking verwachten tegen de abrupte afschaffing van de brandstofsubsidies. Tinubu’s beslissing om de brandstofsubsidies in één keer af te schaffen en de verwaarloosbare tegenreactie die hij heeft gekregen, duiden echter op een verschuiving in het denken: de frustraties over de brandstofsubsidies wegen nu misschien zwaarder dan de bezorgdheid over het vermogen van de regering om een gezond overheidsbeleid te voeren.
Veel olieproducerende landen voerden in de jaren zeventig brandstofsubsidies in als een manier om de voordelen van hun rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen te delen. Aan de binnenlandse vraag kon makkelijk worden voldaan door de binnenlandse productie, zo was de gedachte, en er zou genoeg olie overblijven voor de export. Maar toen de marktprijzen stegen, verzuimden de regeringen om de binnenlandse prijzen eveneens te verhogen en schoven ze de prijsaanpassing op de lange baan, uit angst dat hervormingen politiek verzet zouden uitlokken. Ondertussen steeg het binnenlandse brandstofverbruik in de olieproducerende landen gestaag door de kunstmatig lage prijzen. Grote olieproducenten zoals Nigeria moeten nu olieproducten importeren tegen marktprijzen om aan de binnenlandse vraag te kunnen voldoen. In de loop der tijd zijn de brandstofsubsidies uitgegroeid van bescheiden uitgaven tot enorme verplichtingen die een groot deel van de overheidsuitgaven opslokken.
Lage brandstofprijzen zijn een belangrijk symbool voor burgers in de olieproducerende landen en vormen een van de weinige tastbare voordelen van de ruwe olievoorraden. Het intrekken van de brandstofsubsidies betekent dus dat wordt teruggekomen op de beloofde voordelen van de rijkdom aan grondstoffen. En toch hadden de regeringen, naarmate de kosten van de subsidies stegen, steeds minder begrotingsruimte om te investeren in gezondheidszorg, onderwijs, infrastructuur en andere publieke goederen.
At a time of escalating global turmoil, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided.
Subscribe to Digital or Digital Plus now to secure your discount.
Subscribe Now
In Nigeria zijn de burgers om drie redenen misschien wel voorstander van hervormingen geworden. Om te beginnen hebben ze steeds meer last van brandstofschaarste, wat heeft geleid tot lange rijen voor de benzinestations en stijgende kosten voor bedrijven. De oorlog in Oekraïne heeft geleid tot een piek in de wereldwijde benzine- en dieselprijzen, en de kosten voor het transport van brandstof door het land zijn ook aanzienlijk gestegen. Om geen verlies te maken, hebben sommige detailhandelaren de prijzen aan de pomp verhoogd tot boven de door de overheid vastgestelde prijs, terwijl brandstoffen op de zwarte markt exorbitant duur zijn.
Bovendien is het idee dat de schaarste uiteindelijk zou afnemen door een toename van de binnenlandse raffinagecapaciteit (het land exporteert ruwe olie en importeert bijna al zijn brandstof) mettertijd minder geloofwaardig geworden. Een recente audit door het parlement van Nigeria wees uit dat de raffinaderijen van het land, ondanks de besteding van vijfentwintig miljard dollar over een periode van tien jaar om ze te repareren, nog steeds op minder dan dertig procent van hun capaciteit draaien, waardoor Nigeria ruim vijfennegentig procent van zijn geraffineerde aardolieproducten moet importeren.
In de tweede plaats hebben de brandstofsubsidies van Nigeria de smokkel gestimuleerd naar de buurlanden, waar de goedkope benzine en diesel voor minstens twee keer de prijs kunnen worden verkocht. De omvang van de smokkel is zo groot dat er protesten uitbraken in Kameroen nadat Tinubu’s aankondiging de benzineprijs daar deed verdubbelen. Zoals Tinubu het verwoordde: ‘Waarom zouden we … de smokkelaars voeden en sinterklaas spelen voor onze buurlanden?’ De Nigerianen lijken bereid om de uitstroom van hun eigen grondstoffen naar andere landen te stoppen, zelfs zonder de garantie dat de regering de besparingen zal aanwenden voor investeringen die de armen helpen.
Tot slot had de Nigeriaanse regering al ruim van tevoren aangekondigd dat de brandstofsubsidies dit jaar zouden worden afgeschaft. De aftredende president Muhammadu Buhari heeft de subsidies niet begroot voor de periode na medio 2023 en de Petroleum Industry Bill van 2021 heeft de geleidelijke afschaffing van het Petroleum Equalization Fund, de entiteit die de subsidies financiert, verplicht gesteld. Het stilzwijgen van de rivaliserende politieke partijen onderstreept de onvermijdelijkheid van de hervormingen, anders dan in 2012, toen Tinubu zelf protesteerde tegen de voorgestelde bezuinigingen.
De ervaring in Nigeria leert dat het schrappen van subsidies zonder dat dit tot publieke verontwaardiging leidt vergt dat de vele tekortkomingen ervan worden blootgelegd, waaronder de verbanden met brandstoftekorten en woekerwinsten op de zwarte markt. Nu de brandstofsubsidies economische en ecologische schade blijven aanrichten, zouden beleidsmakers in andere landen kunnen proberen om Tinubu’s strategie te kopiëren. Het publiek zal waarschijnlijk sceptisch zijn over de vraag of regeringen de gevolgen kunnen verzachten door de sociale bescherming uit te breiden. Maar vooral in landen waar het vertrouwen in de overheid toch al laag is zou directe ervaring met de negatieve effecten van de subsidies de burgers een heel eind op weg kunnen helpen om de afschaffing ervan te accepteren.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
US President Donald Trump’s import tariffs have triggered a wave of retaliatory measures, setting off a trade war with key partners and raising fears of a global downturn. But while Trump’s protectionism and erratic policy shifts could have far-reaching implications, the greatest victim is likely to be the United States itself.
warns that the new administration’s protectionism resembles the strategy many developing countries once tried.
Unlike during his first term, US President Donald Trump no longer seems to care if his policies wreak havoc in financial markets. This time around, Trump seems to be obsessed with his radical approach to institutional deconstruction, which includes targeting the Federal Reserve, the International Monetary Fund, and the World Bank.
explains why the US president’s second administration, unlike his first, is targeting all three.
WASHINGTON, DC/ABUJA – In zijn inaugurele rede in mei kondigde de Nigeriaanse president Bola Tinubu het einde aan van de decennialange brandstofsubsidies van het land. Dit is niet de eerste keer dat Nigeria probeert af te stappen van dit beleid, dat desastreuze gevolgen heeft gehad voor de economie en het klimaat. Wat wel nieuw is, is de passiviteit van de gewone burgers. Nadat het Nigeria Labour Congress plannen had aangekondigd voor een landelijke staking, keerde het op zijn schreden terug en zijn er geen andere grote protesten uitgebroken.
Het was op zijn zachtst gezegd een ongewone reactie, aangezien sterke stijgingen van de brandstofprijzen vaak tot rellen leiden. Toen toenmalig president Goodluck Jonathan in 2012 probeerde om de brandstofsubsidies in Nigeria af te schaffen, dwongen wijdverbreide betogingen en een landelijke staking hem om zijn plannen in te trekken. Op dezelfde manier dwongen gewelddadige protesten de voormalige president van Ecuador, Lenín Moreno, om de brandstofsubsidies weer in te voeren, kort nadat hij ze in 2019 had afgeschaft. Volgens de BBC gingen tussen januari en september 2022 mensen in ruim negentig landen de straat op vanwege de kosten of beschikbaarheid van brandstof.
Om onrust onder de bevolking te voorkomen, pleit het Internationaal Monetair Fonds voor een geleidelijke afschaffing van de brandstofsubsidies, in combinatie met gerichte maatregelen om de meest kwetsbaren te beschermen. Maar als regeringen geen ervaring hebben met het implementeren van sociale vangnetprogramma’s, zullen burgers vaak geen vertrouwen hebben in de transitie en meer weerstand tonen tegen hervormingen.
Aangezien het vertrouwen in de overheid in Nigeria een van de laagste in Afrika is, zou men een sterkere oppositie van de bevolking verwachten tegen de abrupte afschaffing van de brandstofsubsidies. Tinubu’s beslissing om de brandstofsubsidies in één keer af te schaffen en de verwaarloosbare tegenreactie die hij heeft gekregen, duiden echter op een verschuiving in het denken: de frustraties over de brandstofsubsidies wegen nu misschien zwaarder dan de bezorgdheid over het vermogen van de regering om een gezond overheidsbeleid te voeren.
Veel olieproducerende landen voerden in de jaren zeventig brandstofsubsidies in als een manier om de voordelen van hun rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen te delen. Aan de binnenlandse vraag kon makkelijk worden voldaan door de binnenlandse productie, zo was de gedachte, en er zou genoeg olie overblijven voor de export. Maar toen de marktprijzen stegen, verzuimden de regeringen om de binnenlandse prijzen eveneens te verhogen en schoven ze de prijsaanpassing op de lange baan, uit angst dat hervormingen politiek verzet zouden uitlokken. Ondertussen steeg het binnenlandse brandstofverbruik in de olieproducerende landen gestaag door de kunstmatig lage prijzen. Grote olieproducenten zoals Nigeria moeten nu olieproducten importeren tegen marktprijzen om aan de binnenlandse vraag te kunnen voldoen. In de loop der tijd zijn de brandstofsubsidies uitgegroeid van bescheiden uitgaven tot enorme verplichtingen die een groot deel van de overheidsuitgaven opslokken.
Lage brandstofprijzen zijn een belangrijk symbool voor burgers in de olieproducerende landen en vormen een van de weinige tastbare voordelen van de ruwe olievoorraden. Het intrekken van de brandstofsubsidies betekent dus dat wordt teruggekomen op de beloofde voordelen van de rijkdom aan grondstoffen. En toch hadden de regeringen, naarmate de kosten van de subsidies stegen, steeds minder begrotingsruimte om te investeren in gezondheidszorg, onderwijs, infrastructuur en andere publieke goederen.
Winter Sale: Save 40% on a new PS subscription
At a time of escalating global turmoil, there is an urgent need for incisive, informed analysis of the issues and questions driving the news – just what PS has always provided.
Subscribe to Digital or Digital Plus now to secure your discount.
Subscribe Now
In Nigeria zijn de burgers om drie redenen misschien wel voorstander van hervormingen geworden. Om te beginnen hebben ze steeds meer last van brandstofschaarste, wat heeft geleid tot lange rijen voor de benzinestations en stijgende kosten voor bedrijven. De oorlog in Oekraïne heeft geleid tot een piek in de wereldwijde benzine- en dieselprijzen, en de kosten voor het transport van brandstof door het land zijn ook aanzienlijk gestegen. Om geen verlies te maken, hebben sommige detailhandelaren de prijzen aan de pomp verhoogd tot boven de door de overheid vastgestelde prijs, terwijl brandstoffen op de zwarte markt exorbitant duur zijn.
Bovendien is het idee dat de schaarste uiteindelijk zou afnemen door een toename van de binnenlandse raffinagecapaciteit (het land exporteert ruwe olie en importeert bijna al zijn brandstof) mettertijd minder geloofwaardig geworden. Een recente audit door het parlement van Nigeria wees uit dat de raffinaderijen van het land, ondanks de besteding van vijfentwintig miljard dollar over een periode van tien jaar om ze te repareren, nog steeds op minder dan dertig procent van hun capaciteit draaien, waardoor Nigeria ruim vijfennegentig procent van zijn geraffineerde aardolieproducten moet importeren.
In de tweede plaats hebben de brandstofsubsidies van Nigeria de smokkel gestimuleerd naar de buurlanden, waar de goedkope benzine en diesel voor minstens twee keer de prijs kunnen worden verkocht. De omvang van de smokkel is zo groot dat er protesten uitbraken in Kameroen nadat Tinubu’s aankondiging de benzineprijs daar deed verdubbelen. Zoals Tinubu het verwoordde: ‘Waarom zouden we … de smokkelaars voeden en sinterklaas spelen voor onze buurlanden?’ De Nigerianen lijken bereid om de uitstroom van hun eigen grondstoffen naar andere landen te stoppen, zelfs zonder de garantie dat de regering de besparingen zal aanwenden voor investeringen die de armen helpen.
Tot slot had de Nigeriaanse regering al ruim van tevoren aangekondigd dat de brandstofsubsidies dit jaar zouden worden afgeschaft. De aftredende president Muhammadu Buhari heeft de subsidies niet begroot voor de periode na medio 2023 en de Petroleum Industry Bill van 2021 heeft de geleidelijke afschaffing van het Petroleum Equalization Fund, de entiteit die de subsidies financiert, verplicht gesteld. Het stilzwijgen van de rivaliserende politieke partijen onderstreept de onvermijdelijkheid van de hervormingen, anders dan in 2012, toen Tinubu zelf protesteerde tegen de voorgestelde bezuinigingen.
De ervaring in Nigeria leert dat het schrappen van subsidies zonder dat dit tot publieke verontwaardiging leidt vergt dat de vele tekortkomingen ervan worden blootgelegd, waaronder de verbanden met brandstoftekorten en woekerwinsten op de zwarte markt. Nu de brandstofsubsidies economische en ecologische schade blijven aanrichten, zouden beleidsmakers in andere landen kunnen proberen om Tinubu’s strategie te kopiëren. Het publiek zal waarschijnlijk sceptisch zijn over de vraag of regeringen de gevolgen kunnen verzachten door de sociale bescherming uit te breiden. Maar vooral in landen waar het vertrouwen in de overheid toch al laag is zou directe ervaring met de negatieve effecten van de subsidies de burgers een heel eind op weg kunnen helpen om de afschaffing ervan te accepteren.
Vertaling: Menno Grootveld