skidelsky202_BettmannGetty Images_d-day Bettmann/Getty Images

D-Day en de dreiging van totale oorlog

LONDEN – Tijdens de plechtigheden ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van D-Day op 6 juni werden de duizenden jonge levens herdacht die verloren gingen op de stranden van Normandië in 1944. Terwijl de media gretig kritiek uitten op de Britse premier Rishi Sunak voor het overslaan van enkele herdenkingsevenementen, is het de moeite waard je af te vragen wat hier nu eigenlijk geëerd werd. Was dat de moed van ‘onze’ soldaten – in tegenstelling tot hun Duitse tegenhangers – of de vrijheden waar ze voor vochten?

Vóór de Eerste Wereldoorlog twijfelden maar weinig mensen aan de redenen om soldaten de strijd in te sturen. In de premoderne wereld vochten mensen voor God. In de moderne tijd vochten ze voor ‘Koning en Vaderland.’ Zowel religieus geloof als patriottisme werden gezien als inherent nobele doelen die enorme offers rechtvaardigden.

Pas in de negentiende eeuw begonnen mensen vraagtekens te zetten bij de doelen waarvoor jonge mannen gevraagd werd te vechten, hetgeen aanleiding gaf tot de eerste moderne vredesbewegingen. . Hoewel deze groepen beïnvloed werden door diverse stromingen, waaronder het christelijke pacifisme, werden ze vooral gedreven door de opkomst van het humanisme en de economie van het kapitalisme.

Het enthousiasme waarmee het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 gepaard ging, overschaduwde de ontluikende vredesbeweging, omdat de belangrijkste politieke partijen in Europa zich achter hun land schaarden. Maar het catastrofale dodental van de oorlog deed al snel de vraag herleven of dergelijke offers gerechtvaardigd konden zijn. ‘In de landen die aan de oorlog deelnamen, bestaat bij veel nabestaanden nog steeds de neiging om zich te troosten met de gedachte dat hun doden voor iets nobels en waardevols zijn gevallen,’ schreef William Gerhardie in zijn roman The Polyglots uit 1925. Dit, zo voegde hij eraan toe, was een ‘kwaadaardige misvatting. Hun doden zijn slachtoffers – niets meer en niets minder – van de dwaasheid van volwassenen die, nadat ze de wereld in een belachelijke oorlog stortten, nu gedenktekens bouwen om alles recht te zetten.’

Naast de negen miljoen gesneuvelde soldaten en de eenentwintig miljoen gewonden tussen 1914 en 1918, waren er vijftien miljoen omgekomen soldaten en vijfentwintig miljoen gewonden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Inclusief burgerslachtoffers eisten de twee oorlogen en aanverwante gebeurtenissen, zoals de grieppandemie van 1918-2020, bijna tweehonderd miljoen levens, ruwweg een tiende van de toenmalige wereldbevolking. Was de slachting het allemaal waard?

Niet alle oorlogen hebben dezelfde morele waarde. Terwijl WO I een tragisch en onnodig conflict was waarbij, zoals Gerhardie schreef, de grootmachten van Europa werden geleid door incompetente leiders, kan hetzelfde niet worden gezegd van WO II. Vandaag de dag vinden we het vanzelfsprekend dat nazi-Duitsland gestopt moest worden en veroordelen we degenen die Adolf Hitler probeerden te paaien in plaats van tegen hem in opstand te komen toen dat nog makkelijker was geweest. Sindsdien wordt ‘appeasement’ gezien als een vies woord.

Secure your copy of PS Quarterly: The Climate Crucible
PS_Quarterly_Q3-24_1333x1000_No-Text

Secure your copy of PS Quarterly: The Climate Crucible

The newest issue of our magazine, PS Quarterly: The Climate Crucible, is here. To gain digital access to all of the magazine’s content, and receive your print copy, subscribe to PS Premium now.

Subscribe Now

In zijn boek The Origins of the Second World War uit 1961 bood de Britse historicus A.J.P. Taylor een ander perspectief door te stellen dat het Verdrag van München van 1938, dat Hitler toestond om een deel van Tsjecho-Slowakije te annexeren, ‘een triomf was van alles wat het beste en meest verlichte was in het Britse leven.’ De meeste historici waren ontzet over deze uitspraak en Taylors reputatie is nooit helemaal hersteld. Maar wat Taylor probeerde over te brengen was dat de terughoudendheid om nog een oorlog tegen Duitsland te beginnen na de slachting van WO I niet inherent oneervol was, en dat het verzet van Winston Churchill tegen appeasement aanvankelijk werd genegeerd omdat hij alom werd gezien als een oorlogszuchtige.

Taylor begreep ook dat democratie geen garantie is voor vreedzame bedoelingen. Zoals hij opmerkte: ‘Bismarck vocht “noodzakelijke” oorlogen en doodde “duizenden”; de idealisten van de twintigste eeuw voerden “rechtvaardige” oorlogen en doodden miljoenen.’ In zijn ogen waren democratische idealisten de spirituele erfgenamen van christelijke missionarissen – zij streefden niet naar vrede, maar naar bekering. De inhoud van de preken veranderde, maar de evangelische geest bleef, met mensenrechten als het nieuwe evangelie.

Hoewel artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties zelfverdediging erkent als de enige gerechtvaardigde reden voor oorlog, is wat zelfverdediging is vaak voor interpretatie vatbaar. Israël, bijvoorbeeld, gebruikte zelfverdediging om zijn preventieve aanval op de Egyptische luchtmacht te rechtvaardigen, die de Zesdaagse Oorlog van 1967 uitlokte. De Verenigde Staten beriepen zich op het concept van preventieve zelfverdediging om de invasie van Irak in 2003 te verdedigen en Rusland beriep zich op een soortgelijke redenering om de invasie van Oekraïne in 2022 te rechtvaardigen.

De Britse auteur Anthony Burgess verdeelde de Europese geschiedenis van de Hoge Middeleeuwen tot het einde van de Tweede Wereldoorlog in afwisselende perioden van beperkte en totale oorlogen. Van 1000 tot 1550 kende Europa beperkte conflicten die voornamelijk feodaal en dynastiek van aard waren. Dit werd gevolgd door een tijdperk van wijdverspreide religieuze onrust van 1550 tot 1648. Daarentegen bleven de militaire conflicten tussen 1649 en 1789 meestal beperkt tot koloniale strijd. De periode tussen 1789 en 1815 werd gekenmerkt door een terugkeer naar grootschalige oorlogsvoering, gedreven door revolutionair en nationalistisch elan, terwijl de daaropvolgende eeuw werd gekenmerkt door beperkte koloniale en commerciële conflicten. Ten slotte werd Europa tussen 1914 en 1945 geconfronteerd met twee verwoestende wereldoorlogen.

De naoorlogse periode werd gekenmerkt door acht decennia van relatieve vrede, afgedwongen door de VS en de Sovjet-Unie, en later door de VS alleen. De afgelopen jaren zijn de geopolitieke spanningen echter opgelopen, waardoor meerdere regionale conflicten zijn ontstaan die kunnen escaleren tot een nieuwe wereldoorlog.

Er zijn drie redenen waarom perioden van relatieve vrede niet blijven duren. In de eerste plaats kunnen de vredesverdragen die een einde maken aan grootschalige oorlogen de kiem leggen voor toekomstige conflicten. Dit gold zeker voor het Verdrag van Versailles, dat een einde maakte aan WO I. In de tweede plaats kunnen opkomende machten, zoals het huidige China, de fundamenten van duurzame wereldvrede ondermijnen. In de derde plaats hebben menselijke samenlevingen de neiging om rusteloos te worden nadat ze langere tijd een vreedzaam bestaan hebben geleid.

Nu de wereld opnieuw verdeeld is in vijandige economische en geopolitieke blokken, biedt de tachtigste verjaardag van D-Day een kans om na te denken over de offers die we bereid zijn te brengen om onze waarden te verdedigen. Bovenal moeten we prioriteit geven aan vrede boven totale oorlog en lering trekken uit eerdere wereldwijde catastrofes.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/fOtzhxZnl