PARIJS – Lidstaten van de Europese Unie en het Europese Parlement zullen naar verwachting spoedig een zogenoemde “taxonomie” aanvaarden voor de classificatie van groene beleggingen, nadat ze vorige maand overeenstemming hebben bereikt over een lijst met “duurzame” economische activiteiten. Als het nieuwe systeem eenmaal van kracht is, waarschijnlijk al later dit jaar, zal de Europese Commissie de lijst gebruiken om te bepalen welke financiële bezittingen en producten duurzaam zijn.
Deze taxonomie is de ruggengraat van het pakket van richtsnoeren van de Commissie op het gebied van de duurzame financiering, dat het ambitieuze doel heeft om “kapitaalstromen naar duurzame beleggingen te sluizen, teneinde duurzame en inclusieve groei te verwezenlijken.” De Commissie hoopt met het nieuwe classificatieplan het probleem van het “greenwashen” van niet-duurzame financiële producten door marktspelers aan te pakken. Het moet dienen als basis voor beleidsinitiatieven ter bevordering van duurzame beleggingen.
Om aan de doeleinden te voldoen zal de taxonomie echter drie belangrijke vragen moeten beantwoorden. Helaas negeert de ééndimensionale benadering van de EU twee van de drie, met potentieel schadelijke gevolgen.
De nadruk van de Commissie op de vraag welke economische activiteiten duurzaam zijn brengt met zich mee dat alle activiteiten gedefinieerd en gecategoriseerd moeten worden die bijdragen aan de energietransitie, zoals het genereren van duurzame energie of het produceren van elektrische autoʼs. De voornaamste debatten hebben zich geconcentreerd op de mogelijke opname in de categorie “duurzaam” van kernenergie of aardgas, en op de vraag of het niet beter is om “gradaties van groen” te definiëren in plaats van een binair systeem te adopteren.
Maar de taxonomie van de EU moet zich ook met een tweede grote vraag bezighouden: Welke groene activiteiten hebben feitelijk te maken met een financieringsgat? Vanuit ecologisch perspectief is het enige doel van het herleiden van financieringsstromen naar groene activiteiten de overbrugging van een financieringstekort. En niet alle duurzame activiteiten die in de voorgestelde taxonomie zijn opgenomen zijn noodzakelijkerwijs ondergefinancierd. In de praktijk wordt de groei van bepaalde groene activiteiten vaak beperkt door andere factoren, zoals het gebrek aan consumentenvraag, een ongunstig belastingklimaat of technologische obstakels. Een laag financieringsniveau kan wel eens eerder een gevolg van deze problemen dan de oorzaak ervan zijn.
Bovendien: als er een financieringsgat bestaat, strekt zich dat niet noodzakelijkerwijs uit tot het hele kapitaalspectrum. Doorgaans heeft het tekort betrekking op een specifieke fase, zoals de zogenoemde “valley of death” tussen durfkapitaal en private equity.
In deze context zal het sluizen van financiering naar alle activiteiten die als “duurzaam” worden bestempeld, inclusief de activiteiten die niet ondergefinancierd zijn, niet alleen de effecten van potentiële prikkels verwateren (zoals de “groene steunfactor” die door de Commissie wordt beoogd), maar ook het risico lopen een zeepbel te creëren. Maar tot nu toe heeft de EU deze potentiële problemen eenvoudigweg genegeerd.
Tenslotte heeft de Commissie het bewijsmateriaal veronachtzaamd met betrekking tot de vraag welke financiële instrumenten en producten de reële economie effectief beïnvloeden.
Je zou verwachten dat Europese beleidsmakers de beleggingen stimuleren in instrumenten en producten die ertoe bijdragen om duurzame economische activiteiten op te schalen. Uit een recent overzicht van het wetenschappelijk onderzoek op dit gebied bleek bijvoorbeeld dat het gebruik door beleggers van aandeelhoudersrechten om ecologische oplossingen te ondersteunen een “betrekkelijk betrouwbaar mechanisme” is om een dergelijke uitkomst te verwezenlijken. En deze benadering wint aan steun, zoals wordt geïllustreerd door het recente besluit van BlackRock om zich aan te sluiten bij de Climate Action 100+ coalitie van beleggers die op dergelijke oplossingen aandringen. Tegelijkertijd werd in het rapport echter opgemerkt dat “er momenteel geen empirische studie is die de beslissingen over kapitaalallocatie van duurzame beleggers koppelt aan de groei van bedrijven of aan verbeteringen van de bedrijfspraktijken.”
De Commissie verwijst naar deze studie, maar heeft besloten tegen het wetenschappelijke bewijsmateriaal in te gaan en haar richtlijnen op het gebied van duurzame financiering te baseren op alternatieve feiten. Aan de ene kant identificeren de richtlijnen de openstelling van beleggingsportefeuilles voor duurzame activiteiten als de enige manier om goede uitkomsten voor het milieu op te leveren. Of, zoals de Commissie zegt: “Groenheid wordt ontleend aan het gebruik waaraan [financiële producten of beleggingen] worden onderworpen in de onderliggende bezittingen of activiteiten.” Aan de andere kant zien de richtlijnen de betrokkenheid van de aandeelhouders over het hoofd als een manier om de beleggingen naar duurzame activiteiten te sluizen.
De ééndimensionale benadering van de EU verhoogt het risico van drie bijzonder schadelijke gevolgen. In de eerste plaats wordt de waarschijnlijkheid van mislukte verkopen erdoor vergroot. Binnenkort kan de 40% van de Europese kleine beleggers die (volgens ons meest recente onderzoek, dat in 2020 zal worden gepubliceerd) zich zorgen maken over de ecologische impact van hun beleggingen systematisch ongeschikte producten aangeboden krijgen. Bovendien kunnen de richtlijnen de concurrentie dwarsbomen door toegangsbarrières op te werpen voor beleggingsstrategieën met een echte ecologische impact. Tenslotte kunnen de richtlijnen van de EU, door een op bewijzen gebaseerde benadering te negeren, de transitie van de sector vertragen – waardoor de mondiale inspanningen om de klimaatverandering aan te pakken worden gehinderd.
Als lid van de High-Level Expert Group die een actieplan op het gebied van de duurzame financiering heeft aanbevolen heb ik herhaaldelijk de aandacht van de Commissie proberen te vestigen op deze problemen, en probeer ik nog steeds te begrijpen waarom bepaalde besluiten zijn genomen. Maar als het gaat om het aanpakken van complexe, multidimensionale sociale problemen met een simpele ééndimensionale oplossing is er een interessant precedent.
Niet zo lang geleden probeerde de regering van de Verenigde Staten, samen met de financiële sector, een probleem aan te pakken dat veel eenvoudiger in elkaar stak dan de klimaatverandering: het stimuleren van het eigen woningbezit onder huishoudens met lage inkomens. Zij kozen ervoor om zich te richten op zogenoemde “subprime”-hypotheken, in combinatie met de “magic bullet” van de securitisatie daarvan. Op een gegeven moment dachten de besluitvormers dat het vergroten van de openstelling van de markt voor deze “subprime”-leningen een goede manier was om huishoudens met lage inkomens te helpen huizen te kopen, en dat geen verdere beoordeling noodzakelijk was. We weten allemaal hoe dat is afgelopen.
Vertaling: Menno Grootveld
PARIJS – Lidstaten van de Europese Unie en het Europese Parlement zullen naar verwachting spoedig een zogenoemde “taxonomie” aanvaarden voor de classificatie van groene beleggingen, nadat ze vorige maand overeenstemming hebben bereikt over een lijst met “duurzame” economische activiteiten. Als het nieuwe systeem eenmaal van kracht is, waarschijnlijk al later dit jaar, zal de Europese Commissie de lijst gebruiken om te bepalen welke financiële bezittingen en producten duurzaam zijn.
Deze taxonomie is de ruggengraat van het pakket van richtsnoeren van de Commissie op het gebied van de duurzame financiering, dat het ambitieuze doel heeft om “kapitaalstromen naar duurzame beleggingen te sluizen, teneinde duurzame en inclusieve groei te verwezenlijken.” De Commissie hoopt met het nieuwe classificatieplan het probleem van het “greenwashen” van niet-duurzame financiële producten door marktspelers aan te pakken. Het moet dienen als basis voor beleidsinitiatieven ter bevordering van duurzame beleggingen.
Om aan de doeleinden te voldoen zal de taxonomie echter drie belangrijke vragen moeten beantwoorden. Helaas negeert de ééndimensionale benadering van de EU twee van de drie, met potentieel schadelijke gevolgen.
De nadruk van de Commissie op de vraag welke economische activiteiten duurzaam zijn brengt met zich mee dat alle activiteiten gedefinieerd en gecategoriseerd moeten worden die bijdragen aan de energietransitie, zoals het genereren van duurzame energie of het produceren van elektrische autoʼs. De voornaamste debatten hebben zich geconcentreerd op de mogelijke opname in de categorie “duurzaam” van kernenergie of aardgas, en op de vraag of het niet beter is om “gradaties van groen” te definiëren in plaats van een binair systeem te adopteren.
Maar de taxonomie van de EU moet zich ook met een tweede grote vraag bezighouden: Welke groene activiteiten hebben feitelijk te maken met een financieringsgat? Vanuit ecologisch perspectief is het enige doel van het herleiden van financieringsstromen naar groene activiteiten de overbrugging van een financieringstekort. En niet alle duurzame activiteiten die in de voorgestelde taxonomie zijn opgenomen zijn noodzakelijkerwijs ondergefinancierd. In de praktijk wordt de groei van bepaalde groene activiteiten vaak beperkt door andere factoren, zoals het gebrek aan consumentenvraag, een ongunstig belastingklimaat of technologische obstakels. Een laag financieringsniveau kan wel eens eerder een gevolg van deze problemen dan de oorzaak ervan zijn.
Bovendien: als er een financieringsgat bestaat, strekt zich dat niet noodzakelijkerwijs uit tot het hele kapitaalspectrum. Doorgaans heeft het tekort betrekking op een specifieke fase, zoals de zogenoemde “valley of death” tussen durfkapitaal en private equity.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
In deze context zal het sluizen van financiering naar alle activiteiten die als “duurzaam” worden bestempeld, inclusief de activiteiten die niet ondergefinancierd zijn, niet alleen de effecten van potentiële prikkels verwateren (zoals de “groene steunfactor” die door de Commissie wordt beoogd), maar ook het risico lopen een zeepbel te creëren. Maar tot nu toe heeft de EU deze potentiële problemen eenvoudigweg genegeerd.
Tenslotte heeft de Commissie het bewijsmateriaal veronachtzaamd met betrekking tot de vraag welke financiële instrumenten en producten de reële economie effectief beïnvloeden.
Je zou verwachten dat Europese beleidsmakers de beleggingen stimuleren in instrumenten en producten die ertoe bijdragen om duurzame economische activiteiten op te schalen. Uit een recent overzicht van het wetenschappelijk onderzoek op dit gebied bleek bijvoorbeeld dat het gebruik door beleggers van aandeelhoudersrechten om ecologische oplossingen te ondersteunen een “betrekkelijk betrouwbaar mechanisme” is om een dergelijke uitkomst te verwezenlijken. En deze benadering wint aan steun, zoals wordt geïllustreerd door het recente besluit van BlackRock om zich aan te sluiten bij de Climate Action 100+ coalitie van beleggers die op dergelijke oplossingen aandringen. Tegelijkertijd werd in het rapport echter opgemerkt dat “er momenteel geen empirische studie is die de beslissingen over kapitaalallocatie van duurzame beleggers koppelt aan de groei van bedrijven of aan verbeteringen van de bedrijfspraktijken.”
De Commissie verwijst naar deze studie, maar heeft besloten tegen het wetenschappelijke bewijsmateriaal in te gaan en haar richtlijnen op het gebied van duurzame financiering te baseren op alternatieve feiten. Aan de ene kant identificeren de richtlijnen de openstelling van beleggingsportefeuilles voor duurzame activiteiten als de enige manier om goede uitkomsten voor het milieu op te leveren. Of, zoals de Commissie zegt: “Groenheid wordt ontleend aan het gebruik waaraan [financiële producten of beleggingen] worden onderworpen in de onderliggende bezittingen of activiteiten.” Aan de andere kant zien de richtlijnen de betrokkenheid van de aandeelhouders over het hoofd als een manier om de beleggingen naar duurzame activiteiten te sluizen.
De ééndimensionale benadering van de EU verhoogt het risico van drie bijzonder schadelijke gevolgen. In de eerste plaats wordt de waarschijnlijkheid van mislukte verkopen erdoor vergroot. Binnenkort kan de 40% van de Europese kleine beleggers die (volgens ons meest recente onderzoek, dat in 2020 zal worden gepubliceerd) zich zorgen maken over de ecologische impact van hun beleggingen systematisch ongeschikte producten aangeboden krijgen. Bovendien kunnen de richtlijnen de concurrentie dwarsbomen door toegangsbarrières op te werpen voor beleggingsstrategieën met een echte ecologische impact. Tenslotte kunnen de richtlijnen van de EU, door een op bewijzen gebaseerde benadering te negeren, de transitie van de sector vertragen – waardoor de mondiale inspanningen om de klimaatverandering aan te pakken worden gehinderd.
Als lid van de High-Level Expert Group die een actieplan op het gebied van de duurzame financiering heeft aanbevolen heb ik herhaaldelijk de aandacht van de Commissie proberen te vestigen op deze problemen, en probeer ik nog steeds te begrijpen waarom bepaalde besluiten zijn genomen. Maar als het gaat om het aanpakken van complexe, multidimensionale sociale problemen met een simpele ééndimensionale oplossing is er een interessant precedent.
Niet zo lang geleden probeerde de regering van de Verenigde Staten, samen met de financiële sector, een probleem aan te pakken dat veel eenvoudiger in elkaar stak dan de klimaatverandering: het stimuleren van het eigen woningbezit onder huishoudens met lage inkomens. Zij kozen ervoor om zich te richten op zogenoemde “subprime”-hypotheken, in combinatie met de “magic bullet” van de securitisatie daarvan. Op een gegeven moment dachten de besluitvormers dat het vergroten van de openstelling van de markt voor deze “subprime”-leningen een goede manier was om huishoudens met lage inkomens te helpen huizen te kopen, en dat geen verdere beoordeling noodzakelijk was. We weten allemaal hoe dat is afgelopen.
Vertaling: Menno Grootveld