BEIJING – De gesprekken over klimaatactie vandaag de dag gaan vaak over de grootste vervuilers, gisteren en vandaag. Maar als je naar de toekomst kijkt, liggen de grootste risico's en kansen op het gebied van het klimaat in de ruim zestig landen die hebben ingetekend op China’s Belt and Road Initiative (BRI).
Het BRI, dat China in 203 heeft gelanceerd, richt zich primair op het mobiliseren van kapitaal voor infrastructuurinvesteringen en het verbeteren van de connectiviteit tussen de deelnemende economieën, waarvan de meeste nog steeds ontwikkelingslanden zijn, met relatief lage inkomens. Maar hoewel wordt gehoopt dat het BRI zal leiden tot een scherpe versnelling van de bbp-groei en de ontwikkeling in deze economieën, kunnen de infrastructurele en andere investeringen die met het initiatief worden geassocieerd ook diepgaande gevolgen hebben voor het milieu en het klimaat.
Zoals het er nu voor staat, nemen de BRI-landen (exclusief China) ongeveer 18% van het mondiale bbp en 26% van de mondiale koolstofdioxide-emissies voor hun rekening. Maar de komende twintig jaar zal de gemiddelde groei van de BRI-landen naar verwachting tweemaal zo hoog zijn als die van de OESO-landen, en zullen de investeringen in de BRI-landen ruim de helft van alle investeringen in de hele wereld vertegenwoordigen. In het allerergste geval zouden de BRI-landen in 2050 ruim de helft van de mondiale CO2 emissies voor hun rekening kunnen nemen.
Die mogelijkheid – die uiteen wordt gezet in de binnenkort te verschijnen studie die mede door ons is geschreven – gaat ervan uit dat de BRI-economieën vasthouden aan hun koolstof-intensieve traject, terwijl de rest van de wereld de emissies terugdringt overeenkomstig de klimaatafspraken van Parijs. Met andere woorden: als de zaken niet op een klimaat-vriendelijke manier worden aangepakt, zou de ontwikkeling van de BRI-landen de pogingen kunnen ondermijnen om de klimaatdoelstellingen van de wereld te verwezenlijken.
Dit is een risico dat serieus moet worden genomen. Hoewel veel mondiale beleggers steeds meer oog beginnen te krijgen voor de klimaatrisico's, en zich dus minder snel aangetrokken zullen voelen tot koolstof-intensieve investeringen, zullen de infrastructuurprojecten van het BRI zich waarschijnlijk grotendeels aan deze druk onttrekken. De meeste BRI-landen ontberen immers koolstof-gerelateerde verplichtingen of prikkels, inclusief systemen voor de beprijzing van koolstof die beleggers bewust zouden kunnen maken van de schaduwzijde van koolstof-intensieve investeringen. Bovendien staan veel koolstof-intensieve bezittingen van deze landen op publieke balansen, zodat het minder waarschijnlijk is dat het “uitzichtloze bezittingen” worden.
Om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling in de BRI-landen de mondiale klimaatagenda niet gaat ondermijnen, moeten betekenisvolle stappen worden gezet om de koolstof-voetafdruk van nieuwe investeringen in deze economieën substantieel te verminderen. Het venster voor actie is smal: investeringsbeslissingen die de komende paar jaar genomen zullen worden, zullen de koolstof-intensiteit bepalen van cruciale infrastructuur en grote vastgoedbezittingen die decennialang in bedrijf zullen zijn.
Door beleid, financiering en deskundigheid van de internationale gemeenschap op elkaar af te stemmen is het mogelijk in de BRI-economieën de basis te leggen voor een ontwikkeling met een lage koolstof-belasting. Met dat doel voor ogen moeten drie doelgerichte en onderling verbonden acties worden nagestreefd.
In de eerste plaats moeten mondiale beleggers ervan worden overtuigd groene beginselen te aanvaarden voor beleggingen in de BRI-regio. Een dergelijke inspanning zou het bevorderen kunnen omvatten van de Green Investment Principles for the Belt and Road, in november vorig jaar geïntroduceerd door China's Green Finance Committee en de City of London, in steden als Londen, Hong Kong, New York en Singapore – de voornaamste kapitaalbronnen van de wereld. Het van beleggers eisen dat zij de koolstof-voetafdruk van BRI-infrastructuurprojecten bekendmaken, in plaats van louter het risico dat de klimaatverandering voor hun beleggingen met zich meebrengt, zou ook verschil maken.
In de tweede plaats zou China agressiever kunnen optreden om in de BRI-landen beleggingen met een lage koolstof-voetafdruk te bevorderen, overeenkomstig de beloften van de Chinese regering over duurzame ontwikkeling en haar internationale klimaatleiderschap. China zou bijvoorbeeld kunnen eisen dat alle BRI-investeringen van Chinese financiële instellingen en niet-financiële bedrijven zichtbaar moeten voldoen aan specifieke groene normen. Dit zou kunnen worden aangevuld met de creatie van een verdrag over een lage koolstof-belasting, voor leidende Chinese en internationale bedrijven die BRI-projecten uitvoeren en groene technologieën aan de deelnemende landen aanbieden.
Tenslotte moeten internationale organisaties hun steun aan BRI-landen uitbreiden voor het vergroenen van de infrastructuurontwikkeling. Naast hulp op het gebied van het bestuur, zouden zulke organisaties moeten helpen raamwerken in te richten voor een groen financieringsbeleid, en hun vermogen om groene aanbestedingen te verwezenlijken moeten vergroten. Hoewel de meeste infrastructuur-investeringen in het kader van het BRI nog steeds afhankelijk zijn van internationale financiering, zullen de financiële stelsels van de grotere BRI-landen in de loop der tijd immers steeds vaker de koolstof-intensiteit van hun binnenlandse investeringen bepalen.
Het BRI heeft de mogelijkheid de ontwikkelingseconomieën een impuls te geven en de inkomens van miljoenen mensen te verhogen. Maar we moeten ervoor zorgen dat de baten niet teniet worden gedaan door regelrechte klimaatverandering. Nu is het moment voor China en de internationale gemeenschap om samen te werken en concrete actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de BRI-investeringen klimaatvriendelijk zullen zijn.
Vertaling: Menno Grootveld
BEIJING – De gesprekken over klimaatactie vandaag de dag gaan vaak over de grootste vervuilers, gisteren en vandaag. Maar als je naar de toekomst kijkt, liggen de grootste risico's en kansen op het gebied van het klimaat in de ruim zestig landen die hebben ingetekend op China’s Belt and Road Initiative (BRI).
Het BRI, dat China in 203 heeft gelanceerd, richt zich primair op het mobiliseren van kapitaal voor infrastructuurinvesteringen en het verbeteren van de connectiviteit tussen de deelnemende economieën, waarvan de meeste nog steeds ontwikkelingslanden zijn, met relatief lage inkomens. Maar hoewel wordt gehoopt dat het BRI zal leiden tot een scherpe versnelling van de bbp-groei en de ontwikkeling in deze economieën, kunnen de infrastructurele en andere investeringen die met het initiatief worden geassocieerd ook diepgaande gevolgen hebben voor het milieu en het klimaat.
Zoals het er nu voor staat, nemen de BRI-landen (exclusief China) ongeveer 18% van het mondiale bbp en 26% van de mondiale koolstofdioxide-emissies voor hun rekening. Maar de komende twintig jaar zal de gemiddelde groei van de BRI-landen naar verwachting tweemaal zo hoog zijn als die van de OESO-landen, en zullen de investeringen in de BRI-landen ruim de helft van alle investeringen in de hele wereld vertegenwoordigen. In het allerergste geval zouden de BRI-landen in 2050 ruim de helft van de mondiale CO2 emissies voor hun rekening kunnen nemen.
Die mogelijkheid – die uiteen wordt gezet in de binnenkort te verschijnen studie die mede door ons is geschreven – gaat ervan uit dat de BRI-economieën vasthouden aan hun koolstof-intensieve traject, terwijl de rest van de wereld de emissies terugdringt overeenkomstig de klimaatafspraken van Parijs. Met andere woorden: als de zaken niet op een klimaat-vriendelijke manier worden aangepakt, zou de ontwikkeling van de BRI-landen de pogingen kunnen ondermijnen om de klimaatdoelstellingen van de wereld te verwezenlijken.
Dit is een risico dat serieus moet worden genomen. Hoewel veel mondiale beleggers steeds meer oog beginnen te krijgen voor de klimaatrisico's, en zich dus minder snel aangetrokken zullen voelen tot koolstof-intensieve investeringen, zullen de infrastructuurprojecten van het BRI zich waarschijnlijk grotendeels aan deze druk onttrekken. De meeste BRI-landen ontberen immers koolstof-gerelateerde verplichtingen of prikkels, inclusief systemen voor de beprijzing van koolstof die beleggers bewust zouden kunnen maken van de schaduwzijde van koolstof-intensieve investeringen. Bovendien staan veel koolstof-intensieve bezittingen van deze landen op publieke balansen, zodat het minder waarschijnlijk is dat het “uitzichtloze bezittingen” worden.
Om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling in de BRI-landen de mondiale klimaatagenda niet gaat ondermijnen, moeten betekenisvolle stappen worden gezet om de koolstof-voetafdruk van nieuwe investeringen in deze economieën substantieel te verminderen. Het venster voor actie is smal: investeringsbeslissingen die de komende paar jaar genomen zullen worden, zullen de koolstof-intensiteit bepalen van cruciale infrastructuur en grote vastgoedbezittingen die decennialang in bedrijf zullen zijn.
BLACK FRIDAY SALE: Subscribe for as little as $34.99
Subscribe now to gain access to insights and analyses from the world’s leading thinkers – starting at just $34.99 for your first year.
Subscribe Now
Door beleid, financiering en deskundigheid van de internationale gemeenschap op elkaar af te stemmen is het mogelijk in de BRI-economieën de basis te leggen voor een ontwikkeling met een lage koolstof-belasting. Met dat doel voor ogen moeten drie doelgerichte en onderling verbonden acties worden nagestreefd.
In de eerste plaats moeten mondiale beleggers ervan worden overtuigd groene beginselen te aanvaarden voor beleggingen in de BRI-regio. Een dergelijke inspanning zou het bevorderen kunnen omvatten van de Green Investment Principles for the Belt and Road, in november vorig jaar geïntroduceerd door China's Green Finance Committee en de City of London, in steden als Londen, Hong Kong, New York en Singapore – de voornaamste kapitaalbronnen van de wereld. Het van beleggers eisen dat zij de koolstof-voetafdruk van BRI-infrastructuurprojecten bekendmaken, in plaats van louter het risico dat de klimaatverandering voor hun beleggingen met zich meebrengt, zou ook verschil maken.
In de tweede plaats zou China agressiever kunnen optreden om in de BRI-landen beleggingen met een lage koolstof-voetafdruk te bevorderen, overeenkomstig de beloften van de Chinese regering over duurzame ontwikkeling en haar internationale klimaatleiderschap. China zou bijvoorbeeld kunnen eisen dat alle BRI-investeringen van Chinese financiële instellingen en niet-financiële bedrijven zichtbaar moeten voldoen aan specifieke groene normen. Dit zou kunnen worden aangevuld met de creatie van een verdrag over een lage koolstof-belasting, voor leidende Chinese en internationale bedrijven die BRI-projecten uitvoeren en groene technologieën aan de deelnemende landen aanbieden.
Tenslotte moeten internationale organisaties hun steun aan BRI-landen uitbreiden voor het vergroenen van de infrastructuurontwikkeling. Naast hulp op het gebied van het bestuur, zouden zulke organisaties moeten helpen raamwerken in te richten voor een groen financieringsbeleid, en hun vermogen om groene aanbestedingen te verwezenlijken moeten vergroten. Hoewel de meeste infrastructuur-investeringen in het kader van het BRI nog steeds afhankelijk zijn van internationale financiering, zullen de financiële stelsels van de grotere BRI-landen in de loop der tijd immers steeds vaker de koolstof-intensiteit van hun binnenlandse investeringen bepalen.
Het BRI heeft de mogelijkheid de ontwikkelingseconomieën een impuls te geven en de inkomens van miljoenen mensen te verhogen. Maar we moeten ervoor zorgen dat de baten niet teniet worden gedaan door regelrechte klimaatverandering. Nu is het moment voor China en de internationale gemeenschap om samen te werken en concrete actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de BRI-investeringen klimaatvriendelijk zullen zijn.
Vertaling: Menno Grootveld