BERKELEY – De grote les van het economisch beleid van de VS van de afgelopen zestig jaar is, volgens het nieuwe boek van voormalig vice-voorzitter van de Federal Reserve (de Fed, het federale stelsel van Amerikaanse centrale banken) en huidig Princeton University-econoom Alan S. Blinder, A Monetary and Fiscal History of the United States, 1961-2021, dat er geen grote les is.
Er is geen lineaire ontwikkeling geweest, noch veel ʻvooruitgangʼ bij het zoeken naar de manier waarop moderne economieën moeten worden beheerd in het belang van de macro-economische stabiliteit. In plaats daarvan beschrijft Blinder ʻwielen binnen wielen, eindeloos draaiend in tijd en ruimte… [met] bepaalde themaʼs… wassend en afnemend… monetair versus fiscaal… het intellectuele domein… de wereld van de praktische beleidsvorming… de herhaalde opkomst en ondergang van het Keynesianisme….ʼ
Het onderliggende verhaal wordt uiteindelijk bepaald door historische toevalligheden. Problemen duiken op en worden opgelost of niet. Hoe dan ook, de reacties maken de weg vrij voor nieuwe en andere problemen, omdat de in het recente verleden genomen maatregelen de economie op de een of andere manier kwetsbaarder hebben gemaakt. Maar aan het eind van het verhaal krijg je het gevoel dat sommige problemen veel op elkaar lijken en dat de economische beleidsmakers een eindeloos spelletje Whac-A-Mole hebben gespeeld.
Neem de vraag of de inflatieverwachtingen goed verankerd zijn. Is het te verwachten dat de inflatie afneemt, of is zij zeer hardnekkig, waarbij elke verschuiving in het percentage permanent vast komt te liggen in de waarschijnlijke toekomst? Toen Blinder ʻin de herfst van 1967 naar de universiteit ging… schreeuwde het empirische bewijsmateriaal het bijna uit dat [de inflatie naar verwachting zou afnemen]….ʼ Theorie en empirie botsten vervolgens scherp. Zoals Groucho Marx ooit vroeg: ʻWie ga je geloven, mij of je eigen ogen?ʼ De opvatting bij het MIT was, zoals ik me herinner: ʻVertrouw op je eigen ogen.ʼ
Je eigen ogen volgen was inderdaad de juiste weg. Zoals econoom Thomas J. Sargent al snel liet zien in een ʻprachtig artikel van vijf paginaʼsʼ dat destijds ʻondergewaardeerd werd,ʼ zat een groot deel van het theoretische debat ʻer eigenlijk altijd naast,ʼ schrijft Blinder.
Nu is hetzelfde probleem weer terug. Blijven de inflatieverwachtingen goed verankerd of niet? En is het antwoord hetzelfde als in de jaren zeventig? Misschien wel, misschien niet. Dit is een van die zeldzame momenten waarop ik buitengewoon blij ben dat ik niet in het bestuur van de Federal Reserve zit. Niet alleen is de last van de verantwoordelijkheid overweldigend geworden, maar de mate van onze onwetendheid is ook veel groter dan gewoonlijk.
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
In bredere zin heeft Blinder ons een zeer goed boek bezorgd. Zijn boek voert ons mee op de uiterst hobbelige weg die de Amerikaanse beleidsmakers hebben afgelegd in hun streven naar prijsstabiliteit, volledige werkgelegenheid, financiële veerkracht en robuuste investeringen. Elke episode van het Rad van Fortuin wordt treffend en – naar mijn mening – bijna volledig accuraat beschreven. Lees het verslag van Blinder en neem het in u op, dan kunt u zich presenteren als een gerespecteerde oudere staatsman die veel macro-economisch beleid van dichtbij heeft meegemaakt en wiens advies aandacht verdient.
Maar zijn er overkoepelende lessen die verder gaan dan de rol van het lot? Een van die lessen is dat de geschiedenis (mits op de juiste manier behandeld) zeer nuttig kan zijn om ons te helpen de huidige situatie te begrijpen, maar de theorie (althans de theorie die momenteel in de mode is) niet. Blinder herinnert ons eraan dat het monetarisme ʻeen prominente rol kreeg door een combinatie van fel betwist wetenschappelijk werk, Milton Friedmans buitengewone genialiteit en vaardigheid in het debat, en misschien wel het belangrijkst: de stijging van de inflatie.ʼ
Uiteindelijk werd het Keynesianisme ʻten onrechte bestempeld als inherent “inflatoir,” trad het monetarisme naar voren als de vervangerʼ en oefende deze theorie ʻaanzienlijke invloed uit op de beleidsvorming in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en elders.ʼ Maar vergis je niet: de invloed van het monetarisme op het beleid was kwaadaardig. ʻHet beleidsdebat ging niet, zoals Friedman en anderen soms beweerden, over de vraag of het monetair beleid ertoe deed,ʼ schrijft Blinder. ʻHet ging erom of begrotingsbeleid, dat niet door het monetaire beleid werd ondersteund, ertoe deed. Zoals blijkt, was dat het geval.ʼ
Blinder komt dan terug op het moment van de New Classical Economics, waarvan de beweringen over de ʻbeleidsineffectiviteitʼ in de jaren zeventig en tachtig ʻgrote delen van de academische wereldʼ veroverden. Gelukkig hebben de centrale bankiers deze denkschool grotendeels – en terecht – genegeerd: wie kon na Paul Volckers tijd als Fed-voorzitter nog ontkennen dat het beleid effect had op de reële economie?
Evenzo vraagt Blinder zich af of het huidige theoretische werkpaard, de zogenaamde Nieuw- Keynesiaanse DSGE-modellen, nuttig is om de beleidsmakers te helpen die aspecten van de wereld te begrijpen die hen het meest zorgen baren. Ik denk dat hij volkomen gelijk heeft om sceptisch te zijn.
Twee andere lessen zijn het vermelden waard. In de eerste plaats: monetaire beleidsmakers die hun beslissingen nemen op politieke gronden moeten erop rekenen dat hun reputatie blijvend zal worden besmeurd. De reputatie van Fed-voorzitter Arthur Burns heeft zijn buitensporige bezorgdheid over de herverkiezing van Richard Nixon in 1972 niet overleefd. Evenzo betoogt Blinder dat Alan Greenspan ʻzijn gouden reputatie aantastte doordat hij de belastingverlagingen [van George W.] Bush leek te steunen,ʼ waardoor hij het beleid in 2001 in het Congres over de streep trok, wat zeer nadelig was voor het land.
Ten slotte is het ongelooflijk ingewikkeld om het begrotingsbeleid goed te gebruiken teneinde de vraag te beheersen en de groei te ondersteunen. De juiste vuistregels veranderen van decennium tot decennium, en op manieren die voor het politieke systeem onmogelijk in real time te begrijpen zijn. Dit is een enorm probleem. In 1936 dacht John Maynard Keynes dat voor macro-economische stabilisatie zowel begrotings- als monetair beleid nodig was, dat dit haalbaar was door technocratisch beheer, en dat dit beheer de twee grote problemen van de werkloosheid en de inkomensverdeling kon oplossen. Maar zoals het boek van Blinder onverbiddelijk aantoont, zijn we vandaag de dag nog lang niet in de buurt van dat Nirvana van de beleidsvorming.
To have unlimited access to our content including in-depth commentaries, book reviews, exclusive interviews, PS OnPoint and PS The Big Picture, please subscribe
By asserting its right to pursue an immigration policy at odds with that of the US federal government, Texas is reviving a constitutional debate that recurred throughout the early nineteenth century, culminating in the Civil War. It is an ominous reminder that the perpetuation of the Union can never be taken for granted.
highlights the constitutional threat posed by the state's attempt to impose its own immigration policy.
With Ukraine depleted and overstretched, and with Russia posing a security threat to the Baltics and Europe more broadly, diplomatic and strategic coordination is more necessary than it has been since the end of the Cold War. Yet political leaders in Europe and the United States look too weak to rise to the occasion.
worries that Western political leaders lack the will to take the risky decisions that security demands.
BERKELEY – De grote les van het economisch beleid van de VS van de afgelopen zestig jaar is, volgens het nieuwe boek van voormalig vice-voorzitter van de Federal Reserve (de Fed, het federale stelsel van Amerikaanse centrale banken) en huidig Princeton University-econoom Alan S. Blinder, A Monetary and Fiscal History of the United States, 1961-2021, dat er geen grote les is.
Er is geen lineaire ontwikkeling geweest, noch veel ʻvooruitgangʼ bij het zoeken naar de manier waarop moderne economieën moeten worden beheerd in het belang van de macro-economische stabiliteit. In plaats daarvan beschrijft Blinder ʻwielen binnen wielen, eindeloos draaiend in tijd en ruimte… [met] bepaalde themaʼs… wassend en afnemend… monetair versus fiscaal… het intellectuele domein… de wereld van de praktische beleidsvorming… de herhaalde opkomst en ondergang van het Keynesianisme….ʼ
Het onderliggende verhaal wordt uiteindelijk bepaald door historische toevalligheden. Problemen duiken op en worden opgelost of niet. Hoe dan ook, de reacties maken de weg vrij voor nieuwe en andere problemen, omdat de in het recente verleden genomen maatregelen de economie op de een of andere manier kwetsbaarder hebben gemaakt. Maar aan het eind van het verhaal krijg je het gevoel dat sommige problemen veel op elkaar lijken en dat de economische beleidsmakers een eindeloos spelletje Whac-A-Mole hebben gespeeld.
Neem de vraag of de inflatieverwachtingen goed verankerd zijn. Is het te verwachten dat de inflatie afneemt, of is zij zeer hardnekkig, waarbij elke verschuiving in het percentage permanent vast komt te liggen in de waarschijnlijke toekomst? Toen Blinder ʻin de herfst van 1967 naar de universiteit ging… schreeuwde het empirische bewijsmateriaal het bijna uit dat [de inflatie naar verwachting zou afnemen]….ʼ Theorie en empirie botsten vervolgens scherp. Zoals Groucho Marx ooit vroeg: ʻWie ga je geloven, mij of je eigen ogen?ʼ De opvatting bij het MIT was, zoals ik me herinner: ʻVertrouw op je eigen ogen.ʼ
Je eigen ogen volgen was inderdaad de juiste weg. Zoals econoom Thomas J. Sargent al snel liet zien in een ʻprachtig artikel van vijf paginaʼsʼ dat destijds ʻondergewaardeerd werd,ʼ zat een groot deel van het theoretische debat ʻer eigenlijk altijd naast,ʼ schrijft Blinder.
Nu is hetzelfde probleem weer terug. Blijven de inflatieverwachtingen goed verankerd of niet? En is het antwoord hetzelfde als in de jaren zeventig? Misschien wel, misschien niet. Dit is een van die zeldzame momenten waarop ik buitengewoon blij ben dat ik niet in het bestuur van de Federal Reserve zit. Niet alleen is de last van de verantwoordelijkheid overweldigend geworden, maar de mate van onze onwetendheid is ook veel groter dan gewoonlijk.
Subscribe to PS Digital
Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.
Subscribe Now
In bredere zin heeft Blinder ons een zeer goed boek bezorgd. Zijn boek voert ons mee op de uiterst hobbelige weg die de Amerikaanse beleidsmakers hebben afgelegd in hun streven naar prijsstabiliteit, volledige werkgelegenheid, financiële veerkracht en robuuste investeringen. Elke episode van het Rad van Fortuin wordt treffend en – naar mijn mening – bijna volledig accuraat beschreven. Lees het verslag van Blinder en neem het in u op, dan kunt u zich presenteren als een gerespecteerde oudere staatsman die veel macro-economisch beleid van dichtbij heeft meegemaakt en wiens advies aandacht verdient.
Maar zijn er overkoepelende lessen die verder gaan dan de rol van het lot? Een van die lessen is dat de geschiedenis (mits op de juiste manier behandeld) zeer nuttig kan zijn om ons te helpen de huidige situatie te begrijpen, maar de theorie (althans de theorie die momenteel in de mode is) niet. Blinder herinnert ons eraan dat het monetarisme ʻeen prominente rol kreeg door een combinatie van fel betwist wetenschappelijk werk, Milton Friedmans buitengewone genialiteit en vaardigheid in het debat, en misschien wel het belangrijkst: de stijging van de inflatie.ʼ
Uiteindelijk werd het Keynesianisme ʻten onrechte bestempeld als inherent “inflatoir,” trad het monetarisme naar voren als de vervangerʼ en oefende deze theorie ʻaanzienlijke invloed uit op de beleidsvorming in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en elders.ʼ Maar vergis je niet: de invloed van het monetarisme op het beleid was kwaadaardig. ʻHet beleidsdebat ging niet, zoals Friedman en anderen soms beweerden, over de vraag of het monetair beleid ertoe deed,ʼ schrijft Blinder. ʻHet ging erom of begrotingsbeleid, dat niet door het monetaire beleid werd ondersteund, ertoe deed. Zoals blijkt, was dat het geval.ʼ
Blinder komt dan terug op het moment van de New Classical Economics, waarvan de beweringen over de ʻbeleidsineffectiviteitʼ in de jaren zeventig en tachtig ʻgrote delen van de academische wereldʼ veroverden. Gelukkig hebben de centrale bankiers deze denkschool grotendeels – en terecht – genegeerd: wie kon na Paul Volckers tijd als Fed-voorzitter nog ontkennen dat het beleid effect had op de reële economie?
Evenzo vraagt Blinder zich af of het huidige theoretische werkpaard, de zogenaamde Nieuw- Keynesiaanse DSGE-modellen, nuttig is om de beleidsmakers te helpen die aspecten van de wereld te begrijpen die hen het meest zorgen baren. Ik denk dat hij volkomen gelijk heeft om sceptisch te zijn.
Twee andere lessen zijn het vermelden waard. In de eerste plaats: monetaire beleidsmakers die hun beslissingen nemen op politieke gronden moeten erop rekenen dat hun reputatie blijvend zal worden besmeurd. De reputatie van Fed-voorzitter Arthur Burns heeft zijn buitensporige bezorgdheid over de herverkiezing van Richard Nixon in 1972 niet overleefd. Evenzo betoogt Blinder dat Alan Greenspan ʻzijn gouden reputatie aantastte doordat hij de belastingverlagingen [van George W.] Bush leek te steunen,ʼ waardoor hij het beleid in 2001 in het Congres over de streep trok, wat zeer nadelig was voor het land.
Ten slotte is het ongelooflijk ingewikkeld om het begrotingsbeleid goed te gebruiken teneinde de vraag te beheersen en de groei te ondersteunen. De juiste vuistregels veranderen van decennium tot decennium, en op manieren die voor het politieke systeem onmogelijk in real time te begrijpen zijn. Dit is een enorm probleem. In 1936 dacht John Maynard Keynes dat voor macro-economische stabilisatie zowel begrotings- als monetair beleid nodig was, dat dit haalbaar was door technocratisch beheer, en dat dit beheer de twee grote problemen van de werkloosheid en de inkomensverdeling kon oplossen. Maar zoals het boek van Blinder onverbiddelijk aantoont, zijn we vandaag de dag nog lang niet in de buurt van dat Nirvana van de beleidsvorming.
Vertaling: Menno Grootveld