wagner13_Sean GallupGetty Images_ELECTRIC Sean Gallup/Getty Images

Sommige groene technologieën zijn gelijkwaardiger dan andere

NEW YORK – De strijd om de koppositie in de wereldwijde race om schone energie is begonnen. De Verenigde Staten hebben zich nog maar twee maanden geleden bij het veld gevoegd met de goedkeuring van de Inflation Reduction Act. Sindsdien heeft Oostenrijk bijvoorbeeld een subsidiepakket van 5,7 miljard euro aangekondigd, waarmee alleen al per hoofd van de bevolking evenveel wordt geïnvesteerd als in de VS. Maar nu meer regeringen een industrieel beleid voeren om hun economie om te vormen, is het een grote uitdaging om te beslissen welke groene technologieën moeten worden gesteund. Het is moeilijk om de winnaars te kiezen.

Beleidsmakers kunnen beginnen met de relatief eenvoudige taak om de verliezers te identificeren. Koolstofdioxide, methaan en andere broeikasgassen moeten tot nul of bijna nul worden teruggebracht om het wereldklimaat te stabiliseren. Dat is een van de redenen waarom economen al lang de voorkeur geven aan een koolstofheffing als het belangrijkste instrument voor klimaatbeleid. Door vervuilers de volledige kosten van hun uitstoot te laten betalen, zo is de gedachte, kunnen regeringen het aan de markt overlaten om te beslissen welke technologieën het zullen winnen.

Maar dit is makkelijker gezegd dan gedaan. Alomtegenwoordige marktontwrichtingen, grote gevestigde belangen (zowel in het bedrijfsleven als op de arbeidsmarkt) en enorme infrastructuurblokkades maken de nette oplossing van de econoom vrijwel onmogelijk. Bedenk bijvoorbeeld dat ruim negentig procent van de wereldwijde steenkoolcapaciteit is afgeschermd van marktconcurrentie door contracten die vaak twintig of meer jaar in de toekomst liggen. Een dergelijke diepgewortelde steun voor vuile, verouderde technologieën zoals steenkool, zelfs wanneer er goedkopere, schonere en betere alternatieven beschikbaar zijn, toont aan dat er meer moet worden gedaan.

De urgentie en de omvang van de uitdaging maken het nog moeilijker. Energie speelt een uiterst belangrijke rol in ons leven, en om koolstofneutraliteit te bereiken is een allesomvattende transformatie van de economie en de samenleving nodig. Gezien de omstandigheden is het meer dan gepast de kracht van de publieke middelen aan te wenden, vooral gezien de grote achterstand die we hebben bij de transitie naar schone energie. Maar beleidsmakers met beperkte publieke middelen moeten nog steeds moeilijke keuzes maken over de juiste technologieën. Margrethe Vestager, de EU-commissaris voor mededinging, heeft al haar bezorgdheid geuit over een subsidiewedloop. Beggar-thy-neighbor-energiebeleid kan uiteindelijk de wereldwijde groene transitie belemmeren, maar ʻwe zijn nog lang niet bij het mondiale verzadigingspunt van de benodigde investeringen,ʼ zoals Brian Deese, directeur van de National Economic Council, zei in vergaande opmerkingen over de industriële strategie van de VS.

Een belangrijke vroege race is die tussen groenere vloeibare brandstoffen en volledig elektrische opties. Elk heeft zijn voordelen, maar er zijn moeilijke vragen over wat een voordeel is en voor wie.

Vloeibare brandstoffen zijn misschien makkelijker te gebruiken via de bestaande infrastructuur van pijpleidingen, ovens en verbrandingsmotoren. Maar de fysica pleit voor elektrificatie in de overgrote meerderheid van de gevallen, vooral bij gebouwen en vervoer, die samen ongeveer veertig procent van de totale uitstoot uitmaken. Volledig elektrisch gaan met warmtepompen en elektrische voertuigmotoren (EV) is duidelijk de betere langetermijnoplossing. Het is ongeveer vijf keer efficiënter om je huis rechtstreeks met elektriciteit te verwarmen en te koelen dan om die elektriciteit te gebruiken om een vloeibare brandstof te produceren; en EVʼs kunnen met dezelfde energie vijf keer verder rijden dan voertuigen op groene vloeibare brandstoffen – vaak ʻe-fuelsʼ of ʻelectrofuelsʼ genoemd.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

Toch kunnen e-brandstoffen een veelbelovende optie blijven voor de industrie, die verantwoordelijk is voor ongeveer een kwart van de totale uitstoot. De huidige productieprocessen vergen vaak verbranding om hoge temperaturen te creëren. Waterstof verbrandt bij meer dan 2.000° Celsius, waardoor het zeer geschikt is voor de productie van cement, glas of staal. De ontwerpers van de toonaangevende koolstofarme staaltechnologieën kijken naar waterstof als de aangewezen brandstof om kolen te vervangen.

Maar er liggen misschien ook andere oplossingen in het verschiet, dankzij de concurrentie tussen ondernemers om reeds lang bestaande industriële processen opnieuw uit te vinden. De startup Chement heeft een manier gevonden om cement te produceren bij kamertemperatuur, en Electra maakt gebruik van een proces dat staal produceert bij 60°C. Het valt echter nog te bezien of een van beide ondernemingen een revolutie in de sector teweeg zal brengen. En hun vroege successen betekenen niet noodzakelijk dat groene vloeibare brandstoffen geen deel van de oplossing zullen of moeten uitmaken. Maar het potentieel voor een revolutie in deze sectoren toont aan waarom regeringen op hun hoede moeten zijn voor steun aan gevestigde energie- of industriebedrijven die hard lobbyen voor subsidies voor hun favoriete technologie.

Het wordt lastiger wanneer een startup beweert dat hij het energiesysteem kan decarboniseren door simpelweg vuile vloeibare brandstoffen te vervangen door groene. De belofte van een naadloze technofix kan maar al te aanlokkelijk zijn. Zoals de oprichter van de ʻgroen gasʼ-producent Tree Energy Solutions onlangs zei: ʻWij kunnen in dezelfde schepen, dezelfde leidingen, dezelfde fabrieken.ʼ Dit soort één-op-één-ruil kan in een vroeg stadium aanzienlijke voordelen opleveren, vooral voor industrieën die nog steeds vloeibare brandstoffen moeten verbranden.

Maar er is ook een gevaar van groen moreel risico, waarbij de loutere belofte van een eenvoudige technofix de stimulans verzwakt om een meer omvattende en uiteindelijk superieure transformatie na te streven. Het is één ding om te vertrouwen op dure e-brandstoffen voor zeldzame, moeilijk te elimineren industriële processen (of om te pronken met die eeuwenoude antieke auto). Maar het is iets heel anders om ze te gebruiken om huizen te verwarmen en het dagelijkse woon-werkverkeer aan te drijven wanneer er technologisch en economisch betere alternatieven beschikbaar zijn.

Zoals zo vaak hebben de Duitsers het perfecte neologisme voor deze uitdaging: Technologieoffenheit, dat zowel een openheid voor nieuwe technologieën inhoudt als een terughoudendheid om voortijdig inferieure oplossingen vast te leggen. Maar openheid mag niet betekenen dat fundamentele fysieke realiteiten worden weggewuifd. Te midden van de energiecrisis van dit jaar dringen gevestigde belangen met technologieën die anders het onderspit zouden delven, aan op openheid terwijl zij de noodzaak van een langetermijnvisie wegwuiven.

Het laatste wat we nodig hebben is dat nieuwe beleids-, regelgevings- en investeringsbeslissingen ons voor de lange termijn opzadelen met een nieuwe zeer inefficiënte technologie. De meest succesvolle ondernemers zijn goed in het zich concentreren op de belangrijkste taak en laten zich niet afleiden door elk glimmend nieuw ding. Beleidsmakers zullen hetzelfde moeten doen door te bepalen welke technologieën moeten worden gestimuleerd en welke niet.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/Y9M1KjCnl