gregoire1_metamorworks_getty images_green finance metamorworks/Getty Images

ESG-normen bieden Europa een kans

PARIJS – De financiële sector evolueert in een duurzamere richting, en net op tijd. Pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en staatsfondsen zijn diverse verplichtingen aangegaan op het gebied van klimaatverandering, biodiversiteit en economische integratie. In alle gevallen is het de bedoeling de financiële sector te behandelen als een instrument en niet als een doel op zich, en om doelstellingen vast te stellen die veel verder gaan dan financieel rendement.

Vandaag de dag wordt wereldwijd ruim 40,5 biljoen dollar belegd volgens ecologische, sociale en governance-beginselen (ESG). Maar wie bepaalt wat een ESG-belegging is, en in hoeverre kunnen we vertrouwen op de ESG-verklaringen van ondernemingen? We hebben een reeks werkelijk mondiale ESG-normen nodig – en Europa kan en moet een leidende rol spelen bij de formulering en implementatie daarvan.

De beoordeling van de niet-financiële prestaties van ondernemingen is geen louter technische aangelegenheid, maar bij uitstek een politieke kwestie. De eerste stap is de keuze van de indicatoren om de ecologische of sociale prestaties van een bedrijf te meten. Vervolgens moeten er basisnormen worden vastgesteld die Europa, de Verenigde Staten of China zullen opleggen aan alle ondernemingen die op hun markt zaken willen doen, en moet er een referentiekader worden vastgesteld dat de financiële en beleggingsstromen rechtstreeks zal beïnvloeden.

Het ontwerpen van dergelijke indicatoren is een instrument van onschatbare waarde voor het opbouwen van soevereiniteit. Europa, in vele opzichten een wereldleider op ecologisch en sociaal gebied, moet daarom deze kans grijpen en zich sterk maken voor een ander soort soevereiniteit die als springplank dient voor wereldwijde initiatieven.

Sinds de Franse president Emmanuel Macron in een speech uit 2017 pleitte voor het opbouwen van Europese soevereiniteit, is de visie van de Europese Unie op deze kwestie aanzienlijk geëvolueerd. Tegenwoordig zijn de lidstaten veel minder ambivalent over het verdedigen van de Europese soevereiniteit, of het nu gaat om een reactie op opkomende digitale monopolies, de economische risicoʼs van de Brexit, of de bedreiging voor de volksgezondheid door COVID-19.

Om haar model en waarden te beschermen, kan Europa niet langer alleen maar reageren op gebeurtenissen, maar moet Europa proactief zijn bij het vaststellen en initiëren van maatregelen die zich over haar grenzen zullen verspreiden. Het beoordelen van de niet-financiële prestaties van bedrijven kan deel uitmaken van een assertievere soevereiniteit die Europa ook in staat stelt om even urgente kwesties aan te pakken, zoals de klimaatverandering, sociale problemen en verschuivende geopolitieke allianties.

Subscribe to PS Digital
PS_Digital_1333x1000_Intro-Offer1

Subscribe to PS Digital

Access every new PS commentary, our entire On Point suite of subscriber-exclusive content – including Longer Reads, Insider Interviews, Big Picture/Big Question, and Say More – and the full PS archive.

Subscribe Now

De EU heeft zichzelf bijvoorbeeld verreikende milieudoelen gesteld, te beginnen met het bereiken van koolstofneutraliteit, uiterlijk in 2050. Daartoe heeft zij onlangs een zogenoemde groene taxonomie ontwikkeld, een gestandaardiseerde classificatie waarmee de duurzaamheid kan worden beoordeeld van zeventig economische activiteiten die samen verantwoordelijk zijn voor 93 procent van de broeikasgasemissies van de EU.

Op sociaal gebied heeft de EU in 2000 het Charter of Fundamental Rights (Handvest van Grondrechten) opgesteld en in 2017 de Europese Pijler van Sociale Rechten afgekondigd – waarmee zij haar burgers nieuwe en effectievere middelen biedt om gelijke toegang tot de arbeidsmarkt, eerlijke arbeidsvoorwaarden en meer sociale bescherming te waarborgen. En in oktober 2020 heeft de Europese Commissie een EU-richtlijn voorgesteld om te zorgen voor adequate minimumlonen voor werknemers in de lidstaten.

Ook hier raakt Europa echter verstrikt in een defensieve situatie. Europa beschermt weliswaar haar soevereiniteit door een dergelijk ecologisch en sociaal raamwerk op te bouwen, maar heeft geen zin om deze ideeën elders in te voeren. In een wereldeconomie waarin elk land probeert de normen in zijn eigen voordeel vorm te geven, moet je een model echter niet alleen verdedigen, maar het ook aan de wereld presenteren als basis voor verdere discussie.

Sinds haar oprichting is de EU vaak bekritiseerd om haar traagheid en bureaucratische rompslomp. Maar in een unie van 27 soevereine staten is elk besluit noodzakelijkerwijs het resultaat van onderhandelingen en compromissen. Bovendien mogen beslissingen over wat goed of slecht gedrag ten opzichte van een norm is, niet lichtvaardig worden genomen. Ironisch genoeg kan Europaʼs inclusieve governancemodel een concurrentievoordeel zijn bij het vormgeven van wereldwijde ESG-normen.

Met haar grote en welvarende interne markt, hoge spaarquote en machtige financiële sector kan Europa deze normen mogelijk beïnvloeden via wat Zaki Laïdi ʻnormen boven dwangʼ  noemt. Dit is precies het tegenovergestelde van traditionele politieke en militaire macht, ofwel, zoals Laïdi het formuleert, het ʻvermogen om een wereldwijd normmechanisme te produceren en op te zetten, dat in staat is om de wereld te structureren, onaanvaardbaar gedrag van toetredende spelers te beteugelen, en degenen die zich wel aan de regels houden, met name de minder machtigen, ruimschoots de gelegenheid te bieden om de normen voor iedereen te laten gelden, met inbegrip van de machtigen.ʼ

Omdat het meten van niet-financiële prestaties veel verder gaat dan een eenvoudige boekhouding, kan de overgang naar een ecologisch en sociaal duurzamer kapitalisme via transparantie en gedeelde verantwoordelijkheid van de deelnemers bovendien de poolster worden van een nieuwe Europese identiteit.

In een tijd waarin Europa zijn interne politieke verdeeldheid tracht te ontgroeien, heeft de EU een kans om haar ecologische en sociale waarden opnieuw te bevestigen, zonder van de lidstaten te hoeven eisen dat zij een bepaald economisch model steunen, maar veeleer door gewoon vast te houden aan een resultaatgerichte aanpak. Ondanks hun historische en culturele verschillen hebben de lidstaten veel gemeenschappelijke waarden die hen in staat stellen het eens te worden over de basisprincipes van kwesties zoals gendergelijkheid of milieubescherming.

Een van de grondleggers van de Europese integratie, Jean Monnet, was van mening dat de soevereiniteit afneemt naarmate zij in oude patronen verankerd raakt. Nu de EU een soevereiniteit heeft ontwikkeld die fundamenteel verschilt van eerder beproefde bestuursmodellen, moet zij haar vitaliteit tonen door haar macht uit te breiden tot buiten de interne markt.

Meer dan enige andere jurisdictie moet de EU nieuwe normen omarmen en ze niet vrezen. Door een evaluatie van de ecologische en sociale effecten van een bedrijf te eisen alvorens dat bedrijf toegang tot haar markt te verlenen, zou de EU een unieke kans hebben om zowel de eigenheid als de omvang van haar soevereiniteit te bevestigen.

Op die manier zou Europa bijdragen aan een noodzakelijkerwijs wereldwijd debat over de transitie naar een duurzaam, veerkrachtig en solidair kapitalistisch economisch model. Dit doel was impliciet opgenomen in de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen en de klimaatovereenkomst van Parijs, die de wereld in 2015 heeft goedgekeurd. Het is nu onze plicht om dit doel expliciet te maken.

Vertaling: Menno Grootveld

https://prosyn.org/EnxOzfrnl